Advies A-G Snijders: curator kan geen dubbele afdracht vorderen van pandhouder
Blog
A-G Snijders heeft een conclusie genomen in een zaak die draait om de vraag of een curator een pandhouder kan verplichten tot afdracht op grond van het bodemvoorrecht, als de overwaarde van de verpande bodemzaken eerder al in de boedel is gevloeid. De rechtbank en het hof hebben de vordering van de curator afgewezen. A-G Snijders adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren met toepassing van artikel 81 RO.
De curator van A BV verkocht de inventaris van A BV aan de pandhouder. De koopprijs werd deels verrekend met de vordering van de pandhouder op A BV. Het resterende bedrag van € 116.735,-, waarvan € 61.735,- betrekking had op inventaris (bodemzaken), werd aan de boedel betaald.
Later bleek dat de preferente vordering van de Belastingdienst (€44.866,-) niet uit het vrije actief van de boedel kon worden voldaan na omslag van de faillissementskosten. Op basis van het bodemvoorrecht van de Belastingdienst vorderde de curator alsnog dit bedrag van de pandhouder. De curator kan op grond van art. 57 lid 3 tweede zin Fw en art. 21 lid 2 tweede zin Iw 1990 van de executerende bezitloos pandhouder vorderen dat deze uit de executieopbrengst een bedrag ter grootte van de vordering van de Belastingdienst aan de boedel afdraagt. De curator meent dat eerder slechts de overwaarde van de verpande zaken aan de boedel is betaald en dat hem daarom nog de vordering op grond van het bodemvoorrecht rest.
De rechtbank en het hof verwierpen de vordering van de curator. Deze uitspraken vonden bijval in de literatuur (zie Tekstra in JOR 2022/295, Bos in RI 2024/21, en Pannevis in JOR 2024/124), maar de curator waagt toch een poging in cassatie. A-G Snijders ziet echter ook geen heil in de vordering van de curator. Hij zet in r.o. 3.6 uiteen dat in een situatie als deze, waarbij sprake is van overwaarde op de verpande zaken, de overwaarde toekomt aan de boedel. Blijkt er achteraf een belastingschuld, dan heeft de curator de overwaarde ontvangen op grond van art. 21 lid 2 tweede zin Iw 1990 en art. 57 lid 3 tweede zin Fw. Blijkt er geen of een lagere belastingschuld, dan heeft de curator de overwaarde ontvangen op grond van art. 3:253 lid 1 BW. Dat in sommige situaties de belastingschuld door de omslag van de faillissementskosten uiteindelijk niet voldaan wordt, is al eerder in de jurisprudentie aanvaard. De curator vordert in feite dubbele voldoening. Snijders oordeelt daarover: 'Voor deze dubbele voldoening valt geen rechtvaardiging te verzinnen.'
A-G Snijders concludeert dat het cassatiemiddel ongegrond is en adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen met toepassing van artikel 81 RO.
Keywords
Auteur(s)
voorzitter Kennisgroep invordering & civiel recht bij de Belastingdienst