
De heropening van de vereffening zonder verwachte baten
Blog
Een besloten vennootschap die is opgehouden te bestaan, kan tot leven gewekt worden als later blijkt dat de vennootschap nog baten heeft die moeten worden vereffend. In een recente uitspraak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat een vennootschap ook kan herleven als dat noodzakelijk is om die vennootschap bepaalde rechtshandelingen te laten uitvoeren.
Ontbinding en vereffening
Een besloten vennootschap kan worden ontbonden op één van de in artikel 2:19 lid 1 BW genoemde gronden, waaronder een besluit van de algemene vergadering. Na de ontbinding volgt in beginsel de vereffening. De vereffening geschiedt door een vereffenaar en houdt in dat het aanwezige vermogen te gelde gemaakt wordt en onder de schuldeisers wordt verdeeld. Als er niet genoeg geld is om alle schulden te voldoen, moet de vereffenaar in beginsel het faillissement van de vennootschap aanvragen, tenzij alle schuldeisers instemmen met het voortzetten van de vereffening buiten faillissement (art. 2:23a lid 4 BW). Als er na het betalen van alle schuldeisers geld over is, gaat dat naar de aandeelhouders. Gedurende de vereffening is de vennootschap in liquidatie en de vennootschap houdt op te bestaan als al het vermogen vereffend is.
Als er op het moment van ontbinding echter niets te vereffenen is (er zijn geen baten), houdt de vennootschap tegelijk met de ontbinding op te bestaan op grond van artikel 2:19 lid 4 BW. Dat wordt de turboliquidatie genoemd. Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in november 2023 zijn daaraan wel aanvullende formele verplichtingen voor het bestuur van de vennootschap verbonden, waaronder de verplichting om de schuldeisers van de vennootschap over de voorgenomen turboliquidatie en de redenen daarvoor te informeren.
Heropening vereffening
Het kan voorkomen dat er na een vereffening of na een turboliquidatie nog schuldeisers bekend worden of dat er nog vermogensbestanddelen opduiken die vereffend moeten worden. Op grond van artikel 2:23c BW kan de rechtbank in dat geval de vereffening heropenen op verzoek van een belanghebbende. Als er bij de vereffening in eerste instantie sprake was van een overschot voor de aandeelhouders, kan dat van de begunstigden worden teruggevorderd. Als er geen overschot was, heeft de heropening van de vereffening doorgaans alleen zin als er sprake is van een na de vereffening opgekomen bate. Als er geen sprake is van een overschot of een nieuwe bate, is er immers niets meer te vereffenen. Uit de rechtspraak volgt dat de door de belanghebbende gestelde bate voldoende aannemelijk moet zijn om tot heropening van de vereffening te kunnen overgaan. Dat is een vrij lichte maatstaf. De door de rechtbank te benoemen vereffenaar moet vervolgens onderzoeken of die bate er inderdaad is.
In de casus die ten grondslag ligt aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 februari 2025 was er door een besloten vennootschap conservatoir beslag gelegd op een onroerende zaak. Vervolgens is de vennootschap in 2010 gefailleerd en heeft de eigenaar van de onroerende zaak met de curator een minnelijke regeling getroffen over de vordering waarvoor het beslag gelegd was. Daarbij is het beslag echter niet doorgehaald in het kadaster. Het faillissement is daarna in 2016 vereenvoudigd afgewikkeld op grond van artikel 137a Fw en de vennootschap is na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst opgehouden te bestaan. Flash forward naar het heden: de onroerende zaak moet gesplitst worden maar dat kan niet omdat het beslag nog ingeschreven staat. De eigenaar van de onroerende zaak verzoekt de rechter om de vereffening van de vennootschap te heropenen zodat de vennootschap kan meewerken aan doorhaling van het beslag.
Het ingeschreven beslag vertegenwoordigt geen waarde en uit de uitspraak volgt ook niet dat er sprake was van andere baten. Desondanks wijst de rechtbank het verzoek toe omdat artikel 2:23c BW naar het oordeel van de rechtbank ook worden toegepast als de heropening van de vereffening verzocht wordt om de uitvoering van bepaalde rechtshandelingen door die vennootschap mogelijk te maken.
Dit is niet de eerste keer dat deze mogelijkheid om de vereffening te heropenen door de rechter aangenomen is. In 1991 heeft de rechtbank Dordrecht vergelijkbaar geoordeeld in een geval waarin er nog een grondperceel op naam van een ontbonden vennootschap stond. Recenter, in 2021, heeft de rechtbank Amsterdam de vereffening heropend van een vennootschap die door de verzoeker van de heropening in rechte moest worden betrokken.
Conclusie
Het heropenen van de vereffening van een vennootschap door de rechter kan belanghebbenden dus een oplossing bieden als zij nog iets van die vennootschap nodig hebben, ook als er geen nieuwe bate bekend is geworden. Wel brengt het doen van een verzoek tot heropening aan de rechtbank de nodige tijd en kosten met zich mee.
Ten tijde van de vereffening is niet te voorzien welke belangen er in de toekomst kunnen gaan spelen. Het verdient dus aanbeveling dat een vereffenaar (of het bestuur als sprake is van een voorgenomen turboliquidatie) zich ervan vergewist dat er na de vereffening geen losse eindjes meer zijn, ook als bepaalde goederen ten tijde van de ontbinding en de vereffening geen waarde vertegenwoordigen en mogelijk dus niet als bate worden gezien. Daarbij kan gedacht worden aan vorderingen die ten tijde van de vereffening onincasseerbaar zijn, aandelenbelangen die niets waard lijken en vergeten inschrijvingen in de openbare registers.
Keywords
Auteur(s)
