
Mitsubishi & De Dwalende Ondernemingsraad
Blog
Uitspraak Ondernemingskamer Hof Amsterdam 4 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:632. Een van de hoofdrolspelers in het spel dat herstructurering en recovery heet, is de Ondernemingsraad (de OR). Een groot aantal besluiten van een ondernemer kan niet genomen worden anders dan met instemming van de OR. Weer andere besluiten mogen door een ondernemer niet genomen worden als hij niet eerst de OR in de gelegenheid heeft gesteld advies uit te brengen. Een van de besluiten waarover een ondernemer de OR advies moet vragen is een besluit tot reorganisatie. In de hier te bespreken casus kwam de OR bij de Ondernemingskamer (Hof Amsterdam) tevergeefs op tegen zo’n reorganisatiebesluit. Wat was er aan de hand?
De feiten
Mitsubishi Turbocharger and Engineer Europe B.V. (MTEE) is onderdeel van het Japanse Mitsubishi-concern. Vanuit Japan was op enig moment een oekaze tot MTEE gekomen dat zij - om de toekomstbestendigheid en de efficiency van Mitsubishi te verbeteren en een kostenbesparing te bewerkstelligen - diende te reorganiseren en in de loonkosten moest snijden.
Op 24 augustus 2020 heeft MTEE een adviesaanvraag – inhoudende haar voornemen tot inkrimpen c.q. wijzigen van de werkzaamheden - naar de OR gezonden. Op 17 november 2020 heeft de OR positief gereageerd als MTEE aan 23 in dat advies genoemde voorwaarden zou voldoen. 18 november 2020 heeft MTEE de OR laten weten dat zij het reorganisatiebesluit had genomen en daarbij nagenoeg alle door de OR gestelde voorwaarden zou inwilligen.
Tot verrassing van de OR meldt MTEE nog geen week later, 24 november 2020, dat zij over 2020 in afwijking van het reguliere salarissysteem eenmalig geen salarisverhogingen zou toepassen, zogezegd de ‘nullijn’ zou hanteren. De OR verzet zich hiertegen, maar MTEE blijkt onverbiddelijk.
De uitspraak
Als een ondernemer zonder advies van de OR een besluit neemt waarvoor hij wel advies had moeten vragen of als een ondernemer een besluit neemt in strijd met het advies van de OR, kan die OR bij de Ondernemingskamer van het hof in Amsterdam beroep instellen. De OR kan de Ondernemingskamer dan vragen of die het met de OR eens is dat de ondernemer bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen. De Ondernemingskamer kan de ondernemer dan verplichten het besluit helemaal of voor een deel in te trekken, de gevolgen daarvan ongedaan te maken en te verbieden verdere uitvoering te geven aan het besluit.
Er bestaat nog een beroepsgrond voor de OR. Het is een grond die je in de praktijk en in de jurisprudentie niet vaak ziet, maar die in de hier besproken procedure wel centraal stond. Beroep is namelijk ook mogelijk als er nadat een OR advies heeft uitgebracht feiten of omstandigheden aan het licht komen die, waren zij aan de OR bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding geweest zouden kunnen zijn om datzelfde advies niet uit te brengen. Het is een soort dwaling van de OR, zou je kunnen zeggen.
De OR van MTEE gaat in beroep tegen het reorganisatiebesluit, stellende dat als hij van de nullijn, waartoe toch besloten is in de context van de reorganisatie, had geweten op 17 november 2020, hij niet positief over het reorganisatiebesluit had geadviseerd.
De Ondernemingskamer legt in de uitspraak eerst precies uit aan de hand van eerdere uitspraken van de Hoge Raad onder welke omstandigheden wel en onder welke omstandigheden geen beroep op deze ‘dwaling’ gedaan kan worden. Het beroep kan alleen maar doel treffen als het feiten of omstandigheden betreft die al bestonden vóór het advies van de OR maar die de OR en de ondernemer op dat moment onbekend waren of waarvan de ondernemer kennis had dan wel redelijkerwijs kennis had kunnen hebben, maar die hij heeft achtergehouden. Nieuwe feiten of omstandigheden, die zich na het besluit hebben voorgedaan, moeten volgens vaste rechtspraak buiten beschouwing blijven.
Nou had MTEE betoogd dat het voornemen tot het hanteren van de nullijn was opgekomen vlak ná het reorganisatiebesluit. Pas op 21 of 22 november 2020 was door MTEE in overleg met “Japan” besloten de nullijn te hanteren omdat het een verkeerd signaal zou zijn als een groep werknemers loonsverhoging zou krijgen terwijl aan de andere kant een groep werknemers in het kader van de reorganisatie, waartoe net besloten was, diende af te vloeien. De OR stelt echter dat de nullijn al in augustus 2020 aan de orde is geweest in overleggen tussen de vakbond en de advocaat van MTEE. Partijen komen dus met tegengestelde verklaringen over het ontstaansmoment van het besluit tot hanteren van de nullijn en wie wat tegen wie daarover zou hebben gezegd.
De Ondernemingskamer acht de beschrijving van de gang van zaken die MTEE op de zitting gegeven heeft en waarin zij verklaart waarom zo kort na het reorganisatiebesluit de nullijn ter tafel is gekomen uiteindelijk geloofwaardig. Alle tegenstrijdige verklaringen afwegend constateert de Ondernemingskamer dat op 18 november 2020, de datum van het reorganisatiebesluit, mogelijk al wel werd nagedacht over het hanteren van de nullijn, maar niet vaststaat dat daartoe ook al een besluit genomen was, noch dat redelijkerwijze kon worden voorzien dat dat besluit er zou komen, nu dat pas op 21 of 22 november 2020 in overleg met o.a. “Japan” is genomen.
Zo zakt de zaak voor de OR als een soufflé in elkaar. Omdat de nieuwe feiten en omstandigheden, de nullijn, opgekomen is nadat het reorganisatiebesluit aan de hand van het positieve advies van de OR was genomen treft het beroep van de OR geen doel en komt de Ondernemingskamer dus ook niet meer toe aan beoordeling van de vraag of de beslissing tot toepassing van die nullijn nou een feit of een omstandigheid was geweest c.q. mocht zijn geweest om het reorganisatiebesluit niet van een positief advies te voorzien, zoals de OR stelt. Die juridisch interessante, maar voor de Ondernemingskamer ongetwijfeld lastig te beslechten, discussie weet de Ondernemingskamer in deze uitspraak vakkundig te vermijden.
Keywords
Auteur(s)

Advocaat en partner bij Van Iersel Luchtman Advocaten
