
Girale betaling na datum faillissement
Blog
Kan de curator een tijdens faillissement uitgevoerde girale betaling terugvorderen als de bankrekening van failliet een negatief saldo had? In deze zaak is na datum faillissement een bedrag van de rekening-courant van failliet afgeschreven. De curator vordert het betaalde terug van de ontvanger op de grond dat failliet onbevoegd was tot het doen van deze betaling. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, het hof heeft de vordering toegewezen. Een interessante conclusie van AG Snijder over girale betalingen rond faillissementsdatum (2 juli 2021, ECLI:NL:PHR:2021:668).
Failliet huurt een bedrijfsruimte en heeft voor de betaling van de huur een automatische incasso afgegeven. De dag nadat het faillissement is uitgesproken, wordt een bedrag ter grootte van € 4.518,09 van de rekening-courant van failliet afgeschreven. Vanaf datum faillissement stond het saldo van de rekening-courant al dik in de min. Op het moment dat de curator zich bij de bank meldt, is het niet meer mogelijk om de automatische incasso terug te draaien. De betaling is op dat moment reeds voltooid en stornering was niet meer mogelijk, aldus de bank. De curator richt zich vervolgens tot de verhuurder, de ontvanger van het bedrag. De curator stelt zich op het standpunt dat failliet op grond van artikel 23 Fw niet meer bevoegd was tot deze betaling, ten gevolge waarvan deze betaling onverschuldigd is voldaan en moet worden terugbetaald. De rechtbank stelt, kort gezegd, dat het betaalde bedrag niet tot het vermogen van failliet behoorde en dat om die reden dit bedrag niet door de curator kan worden teruggevorderd. Het hof geeft de curator daarentegen gelijk. De verhuurder laat het er niet bij zitten en gaat in cassatie. AG Snijders gaat mee met de argumenten van de rechtbank.
Belangrijk voor de inhoudelijke beoordeling van deze kwestie is het arrest JPR/Gunning (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:689). In dat arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat uit artikel 23 Fw volgt dat een girale betaling kan worden teruggevorderd ook als de betaling eerst nadat het faillissement is uitgesproken is voltooid. De Hoge Raad gaat in JPR/Gunning nader in op het moment van betaling.
Een girale betaling vindt plaats op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd (artikel 6:114 lid 2 BW). De Hoge Raad concludeert dat “de curator steeds het betaalde kan terugvorderen waarmee na het intreden van de faillissementstoestand de rekening van de schuldeiser is gecrediteerd.” Dat wil zeggen dat niet de afschrijving bij failliet leidend is, maar de bijschrijving bij de schuldeiser door de bank van de schuldeiser.
In deze zaak speelt een vergelijkbare situatie. Er is sprake van een bijschrijving van een bedrag bij de schuldeiser nadat het faillissement is uitgesproken. Het verschil is echter dat er bij JPR/Gunning sprake was van een positief banksaldo, terwijl er in deze kwestie sprake was van een negatief banksaldo. De vraag is of het verschil uitmaakt of het saldo positief of negatief is.
De AG Is van mening dat dit een groot verschil uitmaakt en stelt dat de betaling geen gevolgen heeft voor de boedel. De schuld aan de bank wordt door de betaling weliswaar groter, maar deze toename van de schuld aan de bank kan niet aan de boedel worden tegengeworpen op grond van de artikel 20, 23 en 24 Fw. Voor verbintenissen na de faillietverklaring ontstaan is de boedel immers alleen aansprakelijk, voor zover de boedel erdoor gebaat is en dat is hier niet het geval.
Volgens artikel 20 Fw omvat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar. Een negatief saldo valt niet onder het begrip vermogen. De AG verwijst in dit verband ook naar het kredietruimte-arrest (HR 29 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4504). Uit dit arrest volgt dat de kredietruimte die met de bank overeen is gekomen, als zodanig geen vermogensrecht is. Dit geldt ook voor de curator. De kredietruimte is geen actief dat hij te gelde kan maken. Er is geen sprake (geweest) van een vermindering van het vermogen van failliet. Voor de curator betekent dit dus dat hij geen betaling aan de boedel kan vorderen.
De conclusie van de AG is begrijpelijk. De curator kan niet iets terugvorderen wat de failliet niet had. Dat zou raar zijn. Overigens zou bij eerder handelen van de curator en het terugdraaien van de automatische incasso het geld ook niet in de boedel zijn gevloeid. Het is in dit geval de bank die de schade lijdt.
Het is nu afwachten wat het oordeel van de Hoge Raad is.
Keywords
Auteur(s)

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten
