
Afwikkeling van WSNP met weinig boedelactief
Blog
Op 24 september 2021 heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen van de Rechtbank Limburg beantwoord over de afwikkeling van een WSNP-traject met een boedelactief van minder dan € 2.000,00. Kort samengevat oordeelt de Hoge Raad dat altijd een verificatievergadering dient plaats te vinden en een slotuitdelingslijst moet worden opgemaakt als de schuldenaar na het doorlopen van een WSNP-traject met een reguliere looptijd aan zijn WSNP-verplichtingen heeft voldaan, ongeacht de omvang van het boedelactief.
Aanleiding voor de prejudiciële vragen
De aanleiding voor de prejudiciële vragen van de Rechtbank Limburg is als volgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in kwestie na een WSNP-traject met looptijd van drie jaar aan de op haar rustende WSNP-verplichtingen heeft voldaan. De rechtbank stelt vervolgens de vraag aan de orde welke wijze van afwikkeling plaats moet vinden, nu er minder dan € 2.000,00 voor uitdeling aan de schuldeisers beschikbaar is. Zij verwijst daarbij naar artikel 356 lid 1 Fw en artikel 4.3 van de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen.
In artikel 356 lid 1 Fw is opgenomen dat de bewindvoerder een slotuitdelingslijst opmaakt als de WSNP op reguliere wijze wordt doorlopen en beëindigd. In artikel 4.3 van de Recofa-richtlijnen staat echter dat geen verificatievergadering wordt gehouden indien het boedelactief na aftrek van de kosten minder dan € 2.000,00 bedraagt, waardoor vervolgens wordt overgegaan tot een informele uitdeling. Er wordt in dat geval dus geen slotuitdelingslijst opgesteld.
De rechtbank benoemt verder dat er bij de Nederlandse rechtbanken verschillende wijzen van afwikkeling bestaan wanneer het boedelactief minder dan € 2.000,00 bedraagt. Zo is er onder meer een “Overijsselse methode” en een “Gelderse methode”. De Overijsselse methode houdt in dat als het boedelactief minder dan € 2.000,00 bedraagt, de WSNP eindigt op de voet van artikel 354a Fw, waarbij een verificatievergadering en slotuitdelingslijst achterwege blijven en een informele uitdeling van baten plaatsvindt. De Gelderse methode houdt in dat er een gecombineerde eindzitting en verificatievergadering plaatsvindt (gewoonlijk pro forma) en er moet - ongeacht of er boedelsaldo is - een uitdelingslijst worden opgemaakt en gedeponeerd, nadat de vereffening voltooid is, aldus de rechtbank.
De prejudiciële vragen van de rechtbank stellen aan de orde of een bewindvoerder – in lijn met artikel 4.3 van de Recofa-richtlijnen maar in strijd met hetgeen in artikel 356 Fw is bepaald - mag afzien van het opmaken van een slotuitdelingslijst indien het boedelactief minder dan € 2.000,00 bedraagt en de schuldenaar aan de op hem rustende WSNP-verplichtingen heeft voldaan.
Beantwoording Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat de Recofa-richtlijnen geen recht vormen in de zin van artikel 79 RO. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat in de parlementaire geschiedenis van artikel 356 Fw is opgemerkt dat de bewindvoerder ook een slotuitdelingslijst moet opmaken indien er geen actief ter verdeling is. De wetgever heeft slechts een uitzondering gemaakt op de regel dat een verificatievergadering moet worden gehouden en een slotuitdelingslijst dient te worden opgemaakt voor het geval de vereenvoudigde procedure van artikel 354a Fw wordt toegepast, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad benadrukt dat er geen grond bestaat om deze uitzondering op de regel naar andere situaties door te trekken. Tot slot merkt de Hoge Raad op dat de voor het opmaken van de slotuitdelingslijst vereiste verificatievergadering vaak ook pro forma kan plaatsvinden ex artikel 328a lid 2 Fw.
Kortom, er is volgens de Hoge Raad geen grond om af te wijken van de wettelijke regeling conform artikel 356 Fw voor het beëindigen van de toepassing van de WSNP.
Conclusie
Indien de rechtbank na een WSNP-traject met een looptijd van drie jaar of langer oordeelt dat de schuldenaar aan de op hem rustende WSNP-verplichtingen heeft voldaan, dient de vereffening plaats te vinden overeenkomstig de voor die situatie geldende regels in de Faillissementswet, waarbij dus ook een (eventueel pro forma te houden) verificatievergadering plaatsvindt en een slotuitdelingslijst dient te worden opgemaakt. Dit geldt ongeacht de omvang van het boedelactief. De Overijsselse methode is in strijd met de Faillissementswet en mag dus niet worden gevolgd. Voor de eenduidigheid zou het mijns inziens goed zijn als artikel 4.3 van de Recofa-richtlijnen derhalve komt te vervallen.
Keywords
Auteur(s)
