03 Jun 2022
blog

WHOA-traject ADO Den Haag – de homologatie van het herstructureringsakkoord

Blog

In het WHOA-traject van de voetbalclub ADO Den Haag, heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:1450) het door ADO Den Haag aangeboden akkoord op verzoek van de herstructureringsdeskundige Jeroen Reiziger gehomologeerd. Wij gaan in dit blog in op dit homologatievonnis.

In deze zaak verzoekt de herstructureringsdeskundige de rechtbank het namens ADO Den Haag aangeboden akkoord te homologeren.

 

Hiertoe voert de herstructureringsdeskundige aan dat ADO Den Haag een levensvatbare onderneming is en dat het aangeboden akkoord zinvol is voor het voortbestaan van de onderneming.

 

Daarnaast meent de herstructureringsdeskundige dat de betrokken schuldeisers en aandeelhouders onder het akkoord niet slechter af zijn dan bij vereffening in faillissement.

 

Ook verwijst de herstructureringsdeskundige naar het stemverslag waaruit blijkt dat de vereiste meerderheid heeft ingestemd met het akkoord.

 

Tot slot geeft de herstructureringsdeskundige aan dat de betrokken schuldeisers en aandeelhouders uitgebreid en tijdig zijn geïnformeerd over het akkoord. Doordat ze geruime tijd de mogelijkheid hebben gehad om een oordeel te vormen over het akkoord en niet ingevolge artikel 383 lid 9 Fw binnen bekwame tijd na ontdekking van een afwijzingsgrond geprotesteerd hebben, kunnen ze volgens de herstructureringsdeskundige geen beroep meer doen op een afwijzingsgrond.

 

Twee partijen zijn tegen het homologatieverzoek van de herstructureringsdeskundige op gekomen: (i) United Vansen (UVS) en (ii) La Gro Geelkerken Advocaten (LGGA). UVS verzoekt de rechtbank om het homologatieverzoek af te wijzen omdat dit homologatieakkoord niet het beste resultaat voor (alle) crediteuren is, nakoming van het akkoord niet gegarandeerd is, ADO Den Haag na homologatie ook niet levensvatbaar zou zijn en de interim bestuurder van ADO Den Haag op een onjuiste wijze benoemd zou zijn. ADO Den Haag heeft zich verweerd tegen het verzoek van UVS door te stellen dat UVS haar bezwaren tegen het akkoord ingevolge artikel 383 lid 9 Fw niet tijdig naar voren hebben gebracht.

 

LGGA heeft bezwaar gemaakt tegen de homologatie van het akkoord. LGGA heeft namelijk een vordering op UVS, die niet betaald is. Hierdoor had LGGA conservatoir beslag gelegd op de aandelen die UVS in ADO Den Haag houdt. Ingevolge artikel 381 lid 5 Fw meent LGGA dat ze gelijkgesteld kan worden met een certificaathouder, waardoor ze ontvankelijk is in haar verzoek tot bezwaar.

 

Oordeel van de rechtbank

De herstructureringsdeskundige schreef in het verzoekschrift tot homologatie van het akkoord dat het akkoord ‘namens’ ADO Den Haag is aangeboden, maar dit kan volgens de herstructureringsdeskundige ook gelezen worden als ‘ten behoeve van’. Dit verschil is relevant, omdat – indien de woordkeuze ‘namens’ als gevolg heeft dat het akkoord van ADO Den Haag afkomstig is – bezien moet worden of de interim bestuurder bevoegd was om de herstructureringsdeskundige te verzoeken het akkoord voor te leggen.

 

Volgens de rechtbank is sprake van een situatie als bedoeld in de laatste zin van artikel 371 lid 1 Fw, omdat het akkoord door ADO Den Haag is overhandigd aan de herstructureringsdeskundige en daarna door de herstructureringsdeskundige met het verzoek tot homologatie is ingediend bij de rechtbank. Hierdoor is het belangrijk om te achterhalen of de interim bestuurder wel correct benoemd is, nu een ongeldige benoeming van de bestuurder als gevolg zou hebben dat deze het akkoord niet zou mogen voorleggen aan de herstructureringsdeskundige.

 

De rechtbank analyseert daarom de wijze van benoeming om te controleren of alle formaliteiten in acht zijn genomen. Dit is het geval, waardoor de rechtbank van oordeel is dat de interim bestuurder correct benoemd was en derhalve de herstructureringsdeskundige mocht verzoeken om het akkoord ter homologatie aan te bieden aan de rechtbank.

 

Ten aanzien van het verweer van UVS oordeelt de rechtbank als volgt. UVS heeft niet binnen bekwame tijd nadat zij het mogelijke bestaan heeft ontdekt, of redelijkerwijs had moeten ontdekken, een beroep gedaan op de in haar afwijzingsverzoek vermelde afwijzingsgronden, zodat dit niet tot afwijzing van het verzoek kan leiden.

 

Ten aanzien van het bezwaar van LGGA geldt het volgende. De rechtbank heeft de argumentatie – dat LGGA ingevolge artikel 381 lid 5 Fw gelijkgesteld zou moeten worden met een certificaathouder – niet geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat artikel 381 lid 5 Fw een ‘kan-bepaling’ is die een bevoegdheid geeft aan de schuldenaar of herstructureringsdeskundige. LGGA kan hier zelf geen rechten aan ontlenen en is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzoek.

 

Conclusie

Nu blijkt dat ADO Den Haag in de WHOA-toestand verkeert en dat de nakoming van het akkoord voldoende gewaarborgd is, en er overigens ook niet blijkt van de aanwezigheid van overige algemene afwijzingsgronden, homologeert de rechtbank het herstructureringsakkoord van ADO Den Haag.

Auteur(s)

Ruud Brunninkhuis

Senior associate (advocaat) bij BUREN

LinkedIn

Sjoerd Warringa

is Advocaat en Partner bij Ten Holter Noordam Advocaten

LinkedIn