
Verhuurder mag huurder in schuldsaneringstraject ondanks ontruimingsvonnis niet uit woning zetten
Blog
Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van een huurder tot het treffen van een voorlopige voorziening (ex artikel 287b Fw) vanwege een door een verhuurder aangekondigde woningontruiming.
Het is mogelijk om bij het indienen van een WSNP-verzoek een verzoek te doen tot het treffen van een voorlopige voorziening indien sprake is van een bedreigende situatie. In deze uitspraak strekt het verzoek ertoe om de verhuurder gedurende een termijn van (maximaal) zes maanden te verbieden om over te gaan tot ontruiming van de door huurder gehuurde woning.
In deze beschikking oordeelt de rechtbank of aan de vereisten voor het afgeven van een dergelijke voorlopige voorziening is voldaan. De rechtbank wijst het verzoek toe en verbiedt ontruiming van de door de huurder gehuurde woning onder de voorwaarde dat de huurder de lopende huurtermijnen voldoet. De rechtbank oordeelt daarnaast dat op het WSNP-verzoek nog niet kan worden beslist, omdat het minnelijke traject nog niet is afgerond. De (verdere) behandeling van het WSNP-verzoek zal plaatsvinden op 17 juli 2023.
De achtergrond
De huurder in kwestie komt na het overlijden van zijn vader in een lastige periode terecht, waarin hij het overzicht over zijn financiën verliest en als gevolg waarvan problematische schulden ontstaan. De huurder laat het onder andere gedurende een periode van al bijna twee jaar na om zijn huur (tijdig) te voldoen. Bij verstekvonnis oordeelde de kantonrechter dat op 3 februari 2023 over gegaan mocht worden tot ontruiming van de door de huurder gehuurde woning.
De huurder verzoekt de rechtbank echter op 1 februari 2023, twee dagen voor de aangezegde ontruiming, om een voorlopige voorziening af te geven. Het verzoek van de huurder strekt ertoe dat de verhuurder voor zes maanden wordt verboden om de gehuurde woning te ontruimen.
Beoordeling
Wanneer een natuurlijk persoon kampt met problematische schulden biedt de wet (artikel 287b Fw) de mogelijkheid om met een voorlopige voorziening een soort adempauze te bereiken. De adempauze stelt de schuldenaar in staat om een minnelijk traject voort te zetten of om met zijn schuldeisers een minnelijke schuldregeling te treffen en/of af te ronden. De voorwaarden die de wet hieraan stelt zijn dat is gestart met een minnelijk traject, direct aansluitend op de stabilisatiefase én dat sprake is van een bedreigende situatie.
Minnelijk traject
De rechtbank stelt vast dat de huurder zich op 1 februari 2023 heeft aangemeld bij een schuldhulpverlener en dat een ‘prille start’ is gemaakt met een minnelijk traject. De schuldhulpverlener deelt tijdens de zitting mede dat de inventarisatiefase is afgerond en dat hij verwacht met een aanbod aan de schuldeisers te komen dat neerkomt op een 100% uitkering over een termijn van 18 maanden.
Voldoen lopende termijnen
De lopende huurtermijnen moeten op tijd betaald worden om het verzoek om een voorlopige voorziening te kunnen toewijzen (conform artikel 287b lid 4 Fw en artikel 305 lid 2 Fw). Nu de huurder een fulltime dienstverband heeft als IT-medewerker, sinds 15 februari 2023 is gestart met een nieuwe baan binnen zijn vakgebied waardoor zijn inkomen aanzienlijk zal toenemen en de huur voor de maanden januari en februari 2023 inmiddels is voldaan, oordeelt de rechtbank dat betaling van de huur over de daaropvolgende maanden ook voldoende is gegarandeerd.
Bedreigende situatie
Gelet op het feit dat de woningontruiming is aangezegd tegen 3 februari 2023, stelt de rechtbank vast dat in dit geval sprake is van een bedreigende situatie (ex artikel 287b lid 1 en 2 Fw).
Belangenafweging
De rechtbank oordeelt dat de belangen van de huurder momenteel zwaarder wegen dan die van de verhuurder, zeker nu de huurder bij een succesvol verloop van de minnelijke regeling binnen 18 maanden een uitkering van 100% aan zijn schuldeisers kan doen. Daarnaast spreekt het belang om te kunnen beschikken over woonruimte voor zich en dient de huurder ook de kans te krijgen om een minnelijke regeling met zijn schuldeisers te treffen. De aangekondigde ontruiming heeft de huurder volgens de rechtbank net op tijd wakker geschud om zijn schuldproblemen (te proberen) op te lossen.
Het verweer van de verhuurder dat hij het vertrouwen in de huurder is verloren en dat hij zijn vaste lasten moet blijven betalen verwerpt de rechtbank. De rechtbank voegt daaraan toe dat ook de verhuurder gebaat is bij een geslaagde minnelijke regeling en dat een goed verloop niet mogelijk is indien de woningontruiming wordt doorgezet.
Conclusie
Voor toewijzing van een verzoekschrift conform artikel 287b Fw is het aldus van belang dat helder beschreven wordt hoe de feitelijke situatie (inclusief de bedreigende situatie) van de huurder is ten tijde van het verzoek. Ook moet de schuldhulpverlener het traject beschrijven en moet specifiek gevraagd worden om opschorting of opheffing van de dreigende situatie. De rechtbank wil daarnaast kunnen beoordelen waar de bedreigende situatie uit volgt, of de bedreigende situatie op andere wijze had kunnen worden voorkomen en hoe lang het moratorium moet duren.
In deze uitspraak wijst de rechter het verzoek toe: de verhuurder mag de woning de komende zes maanden niet ontruimen.
Keywords
Auteur(s)

is advocaat Financiering, Zekerheden en Insolventie bij Holla Legal & Tax (Utrecht)
_w500.png)