Verzoek afkoelingsperiode Big Bazar en OR afgewezen
Blog
Retailketen Big Bazar is samen met de OR als verzoekende partij geweest in twee procedures bij de rechtbank Noord-Nederland om (onder meer) een afkoelingsperiode af te kondigen. De rechtbank wijst de verzoeken af omdat de rechtbank – in de kern – van oordeel is dat er van een WHOA-toestand geen sprake is omdat Big Bazar onvoldoende heeft aangetoond nog in staat te zijn om haar lopende verplichtingen te kunnen voldoen.
Retailketen Big Bazar is de afgelopen weken volop in het nieuws geweest over haar schuldenpositie en de sanering daarvan. Recent zijn enkele uitspraken gepubliceerd waaruit dat volgt. In deze blog ga ik kort in op de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland waarin het verzoek om de afkoelingsperiode is verzocht.
Big Bazar is een retailbedrijf met meer dan honderd vestigingen en ongeveer dertienhonderd werknemers, gespecialiseerd in de verkoop van huishoudelijke producten en levensmiddelen in het lagere segment. De onderneming kwam in financiële problemen als gevolg van diverse macro-economische omstandigheden, waaronder salarisverhogingen, huurverhogingen en een afnemende consumentenbesteding, aldus Big Bazar. Deze problemen leidden tot gerechtelijke procedures, waaronder veroordelingen tot ontruiming van winkelpanden en faillissementsaanvragen door schuldeisers.
Big Bazar heeft bij op 22 augustus 2023 bij de rechtbank Noord-Nederland op grond van artikel 370 lid 3 Fw een startverklaring gedeponeerd. Daaruit zou volgen dat Big Bazar kiest voor een openbare akkoordprocedure. Vervolgens dient Big Bazar een dag later een verzoekschrift in waarin zij de rechtbank ex artikel 376 Fw verzoekt om een afkoelingsperiode af te kondigen en een observator te benoemen. Onderdeel van dat verzoek houdt in dat de behandeling van surséance- of faillissementsverzoeken worden geschorst. Dat is een belangrijk punt nu Big Bazar heeft aangegeven dat enkele schuldeisers zijn overgegaan tot de indiening van elf faillissementsverzoeken. In haar uitspraak van 24 augustus 2023 heeft de rechtbank bepaald dat vanwege de gestelde spoedeisendheid en bij wijze van tussenbeslissing de verzochte afkoelingsperiode voorlopig verleend wordt. De rechtbank overweegt de aanvragers van het faillissement te zullen horen voordat zij een eindbeslissing geeft.
Die eindbeslissing volgt in een uitspraak van 4 september 2023. Uit die uitspraak valt allereerst op te maken dat de rechtbank alle aanvragers van het faillissement heeft gehoord. Op die mondelinge behandeling heeft Big Bazar haar verzoek gewijzigd in die zin dat een afkoelingsperiode verzoekt voor de duur van twee weken vanaf de datum van de uitspraak. Tijdens deze periode zouden derden niet in staat zijn om goederen op te eisen of te verhalen zonder toestemming van de rechtbank, en de behandeling van surseance- of faillissementsverzoeken zou worden geschorst. Big Bazar stelde dat ze werkte aan een akkoord binnen het WHOA-traject om schulden te herstructureren en dat ze een werkkapitaalfinanciering van meer dan € 6 miljoen nodig had om aan lopende verplichtingen te voldoen en het akkoord voor te bereiden.
De rechtbank ontving zienswijzen van verschillende schuldeisers, waarvan de meesten twijfelden aan het vermogen van Big Bazar om aan haar lopende verplichtingen te voldoen tijdens de voorgestelde afkoelingsperiode. Drie schuldeisers stemden in met een beperkte afkoelingsperiode van twee weken om Big Bazar de mogelijkheid te geven de onderhandelingen met financiers af te ronden.
De rechtbank heeft het verzoek van Big Bazar tot het afkondigen van een afkoelingsperiode afgewezen. De rechtbank overweegt dat zo’n verzoek alleen wordt toegewezen als de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, tenzij summierlijk blijkt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij niet zijn gediend. Die toestand komt erop neer dat de schuldenaar nog in staat is om zijn lopende verplichtingen te voldoen maar tegelijkertijd voorziet dat er geen realistisch perspectief bestaat om een toekomstige insolventie af te wezen als zijn schulden niet worden geherstructureerd. Net zoals in de beslissing op het verzoek van de onderneming zelf overweegt de rechtbank hier dat de WHOA-toestand zich niet voordoet.
De rechtbank baseerde haar oordeel op meerdere gronden. Zo had Big Bazar niet overtuigend aangetoond dat zij gedurende de afkoelingsperiode haar lopende verplichtingen kon nakomen. De akkoordprocedure zou niet binnen de voorgestelde afkoelingsperiode worden afgerond, waardoor deze te kort was en er was onvoldoende inzicht gegeven in het verdere verloop van het WHOA-traject, waaronder de financiering en de inkleding van het akkoord.
De rechtbank benadrukte ook dat de afkoelingsperiode niet zou garanderen dat de belangen van de schuldeisers werden beschermd, vooral gezien de claims op de voorraden van Big Bazar door pandhouders, eigendomsvoorbehoud en recht van reclame.
In dezelfde periode heeft ook de Ondernemingsraad van Big Bazar zich gewend tot de rechtbank en de rechtbank bij verzoekschrift ex artikel 371 lid 1 Fw verzocht om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen. Als dat verzoek wordt toegewezen, heeft dat ook tot gevolg dat de faillissementsverzoeken worden geschorst (zie artikel 3d Fw). Uiteindelijk wordt ook dat verzoek afgewezen bij uitspraak van 13 september 2023. De hiervoor bedoelde schuldeisers hebben een zienswijze ingediend over het verzoek van de OR. Zeven schuldeisers menen dat het verzoek moet worden afgewezen. Zoals in de hiervoor genoemde uitspraak al is gemotiveerd door de rechtbank is er geen grondslag voor toewijzing van het verzoek. De situatie is ook ongewijzigd gebleven. De rechtbank voegt daar hier nog aan toe dat Big Bazar niet over werkkapitaal beschikt om tijdens de afkoelingsperiode aan haar lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Omdat daarmee geen wezenlijk verschil bestaat met de situatie ten tijde van het verzoek van Big Baar tot het afkondigen van een afkoelingsperiode en daarom geen sprake is van een WHOA-toestand, wordt ook het verzoek van de OR afgewezen. Tegen deze beslissingen staat geen rechtsmiddel open.
Conclusie
De uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland benadrukken het belang van het zorgvuldig onderbouwen van verzoeken voor een afkoelingsperiode binnen het kader van de WHOA. Het is niet voldoende om alleen aan te tonen dat een herstructurering wordt beoogd; het is ook essentieel om aan te tonen dat de onderneming gedurende de afkoelingsperiode aan haar lopende verplichtingen kan voldoen en dat de belangen van schuldeisers worden beschermd. Deze uitspraak toont aan dat de rechtbank kritisch kijkt naar dergelijke verzoeken om ervoor te zorgen dat de WHOA wordt toegepast in overeenstemming met haar doelstellingen, namelijk het herstructureren van levensvatbare ondernemingen in financiële problemen.
Keywords
Auteur(s)
Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten