
Schade door turboliquidatie?
Blog
Aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Gelderland, wordt in dit blog het schadebegrip bij de turboliquidatie nader beschouwd. Aandacht wordt hierbij besteed aan twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam waarbij betwisting van de door de schuldeiser(s) gestelde schade succesvol was. Tot slot wordt beschreven de mogelijke invloed van de (op handen zijnde) inwerkingtreding van de Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie op het schadebegrip bij de turboliquidatie.
Wat is er aan de hand?
Een (voormalig) werknemer heeft lichamelijk letsel opgelopen vanwege werkzaamheden die de werknemer voor zijn (voormalig) werkgever verrichtte. In dit kader is de werkgever in rechte veroordeeld tot betaling van € 6.394,00 aan de werknemer.
De rechtspersoon-werkgever is overeenkomstig artikel 2:19 lid 4 BW opgehouden te bestaan doordat de bestuurder kennelijk opgave heeft gedaan bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel van een gebrek aan baten. Hierdoor wordt een rechtspersoon ontbonden zonder vereffening. Dit fenomeen wordt ook wel de turbo-liquidatie genoemd. Ter incassering van voornoemde vordering kiest de werknemer ervoor om zich te wenden tot de bestuurder van zijn werkgever. De werknemer stelt de bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor de schade die de werknemer stelt te hebben geleden als gevolg van de turboliquidatie. De kantonrechter buigt zich over de vraag of de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt vanwege de turboliquidatie.
Onrechtmatige turboliquidatie
Het oordeel van de kantonrechter is dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De redenering van de kantonrechter is gestoeld op de maatstaf uit het arrest Ontvanger/Roelofsen.
Het oordeel van de kantonrechter is in lijn met de rechtsregel dat een bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt in het geval uitvoering is gegeven aan een besluit tot ontbinding met toepassing van artikel 2:19 lid 4 BW, terwijl hij wist of redelijkerwijze had behoren te weten dat er nog baten in de vennootschap aanwezig waren, dan wel dat kort voor het nemen van zo’n besluit baten zijn uitgekeerd en een schuldeiser van de vennootschap door uitvoering te geven aan het besluit ernstig in zijn verhaalsmogelijkheden wordt beperkt (omdat de vennootschap ophoudt te bestaan).
Aangenomen wordt dat de bestuurder in kwestie heeft bewerkstelligd dat de werkgever haar verplichtingen jegens de werknemer niet kon nakomen door over te gaan tot turboliquidatie. Een turboliquidatie was niet de aangewezen weg omdat er nog baten aanwezig waren ter hoogte van ruim € 14.000,00. De bestuurder wist of had redelijkerwijze behoren te weten dat de turboliquidatie tot gevolg zou hebben dat de werkgever haar verplichtingen jegens de werknemer niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. De bestuurder heeft volgens de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd betwist dat ten tijde van de turboliquidatie geen baten aanwezig waren.
Schade?
Tot zover niks vreemds. Wat echter opvalt, is dat zonder meer wordt vastgesteld dat de werknemer schade heeft geleden. In rechtsoverweging 4.7 wordt, zonder enige motivering, opgemerkt dat de schade van de werknemer (onder andere) bestaat uit het bedrag van € 6.394,00 dat aan hoofdsom in de eerdere procedure is toegewezen. Heeft de werknemer wel schade geleden?
Om het risico te voorkomen dat de rechter tot het oordeel komt dat er geen vermogensschade is geleden, is het raadzaam om -ingevolge artikel 6:95 BW en de toets van het arrest Griffioen/De Groot- een vergelijking te maken tussen de huidige (financiële) situatie en de situatie die er zou zijn geweest als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. Bij een turboliquidatie komt dit erop neer dat de schuldeiser moet aantonen dat zijn vordering niet is voldaan, maar wél zou zijn voldaan als de turboliquidatie niet had plaatsgevonden.
Vermeldenswaardig is een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin werd overwogen dat bij de inkleding van het onrechtmatige karakter van een turboliquidatie ook van belang is of de bestuurder in kwestie rekenschap had van de reële mogelijkheid dat de schuldeiser door een turboliquidatie schade zal lijden.
Illustratief in dit kader is bijvoorbeeld een (andere) uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarin werd geoordeeld dat geen sprake was van schade als gevolg van de turboliquidatie. De financiële toestand van de vennootschap vóór het moment van turboliquidatie kan van belang zijn voor het antwoord op de vraag of door de turboliquidatie schade is geleden door de schuldeiser. Mocht bijvoorbeeld sprake zijn van een verlieslatende vennootschap, die op het randje van faillissement stond, maar met een turboliquidatie is opgehouden te bestaan, dan is dat een relevant gegeven voor het bepalen van de schade. Was de turboliquidatie niet uitgevoerd, dan was de vennootschap alsnog failliet verklaard. De schuldeiser moet in dat geval aantonen dat in faillissement zijn vordering wél zou zijn voldaan. Omdat schuldeisers vaak niets uitgekeerd krijgen in faillissement, betekent dat er in zo’n geval niet zonder meer sprake kan zijn van schade.
In het geval van de werknemer lijkt het juridische debat over de geleden schade niet te zijn gevoerd, althans besteedt het vonnis daar geen aandacht aan. De bestuurder heeft gesteld dat in totaal een bedrag van € 14.045 aan schulden is betaald voorafgaand aan de turboliquidatie. Niet blijkt wat de totale schuldenlast is geweest of hoe en waarom dit bedrag is verdeeld onder de schuldeisers. Wellicht dat de bestuurder zich succesvol had kunnen verweren door te stellen – en te bewijzen – dat de werknemer geen schade heeft geleden doordat diens vordering bij een ontbinding met vereffening ook niet voor vergoeding in aanmerking zou zijn gekomen.
Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie
Hoe het ook zij, de praktijk van de turboliquidatie gaat (vooralsnog tijdelijk) op de schop. Op 15 november 2023 treedt de Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie in werking. De tijdelijke wet beoogt de transparantie bij turboliquidatie te vergroten en schuldeisers beter te beschermen. Met deze wet worden drie maatregelen geïntroduceerd:
- De deponeringplicht: het bestuur van de rechtspersoon wordt verplicht om financiële stukken openbaar te maken en schuldeisers hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen.
- Een inzagerecht: schuldeisers krijgen een inzagerecht in de bewaarde administratie van de ontbonden rechtspersoon als het bestuur de deponeringsverplichting niet is nagekomen.
- Een bestuursverbod: indien schulden achterblijven, kan het Openbaar Ministerie een bestuursverbod opleggen.
In het licht van mogelijke discussies rondom schade als gevolg van een turboliquidatie, lijkt de deponeringsplicht een relevante rol te kunnen vervullen. Bij een ontbinding van een rechtspersoon zonder baten dient het bestuur met ingang van 15 november 2023 binnen veertien dagen na ontbinding de volgende stukken te deponeren bij de Kamer van Koophandel:
- een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
- een beschrijving van:
- de oorzaak van het ontbreken van baten;
- indien aan de orde, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld; en
- indien aan de orde, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven;
- de jaarrekeningen van de boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden.
Met name de beschrijving van de oorzaak van het ontbreken van baten en de toelichting daarbij zou schuldeisers maar ook het bestuur dienstbaar kunnen zijn bij vraagstukken die betrekking hebben op geleden schade.
Keywords
Auteur(s)
