06 Nov 2023
blog

Curator stelt statutair bestuurder en feitelijk leidinggevende met succes aansprakelijk voor boedeltekort

Blog

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 10 oktober 2023 een arrest gewezen in een bestuurdersaansprakelijkheidskwestie, waarbij ook de faillissementspauliana aan bod kwam.

 

Wij gaan in dit blog nader op deze uitspraak in, waarbij wij ons concentreren op de bestuurdersaansprakelijkheid. In de kern worden in deze uitspraak een vader als statutair bestuurder en een zoon als feitelijk leidinggevende veroordeeld tot het betalen van het boedeltekort aan de curator, waarbij het bedrag voor de statutair bestuurder wordt verminderd op grond van de duur van zijn bestuurderschap. 

Procesverloop 

Een curator stelt de statutair bestuurder en feitelijk bestuurder op meerdere gronden aansprakelijk, onder meer op grond van onbehoorlijk bestuur op de voet van artikel 2:248 BW. De curator stelt hen aansprakelijk voor het boedeltekort.

 

De rechtbank heeft de vordering van de curator ten aanzien van de feitelijk bestuurder toegewezen. De vordering van de curator ten aanzien van de statutair bestuurder heeft de rechtbank afgewezen (er is wel sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur, maar de vordering op de statutair bestuurder wordt vervolgens tot nihil gematigd). Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de feitelijk bestuurder, maar vernietigt (deels) het vonnis ten aanzien van de statutair bestuurder. 

 

Feitelijk bestuurder 

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zoon als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt. De feitelijk bestuurder heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit punt in het hoger beroep verder niet ter discussie staat. Dit betekent dat feitelijk bestuurder voor de toepassing van artikel 2:248 BW als gelijk wordt gesteld met een bestuurder. 

 

De feitelijk bestuurder is van mening dat wel degelijk aan de administratieplicht is voldaan. Het hof is het echter met de rechtbank eens dat de administratieplicht is geschonden. Er is geen schriftelijke managementovereenkomst, er is maar één schriftelijke huurovereenkomst (terwijl er drie verschillende huuradressen zijn) en er is geen schriftelijke overeenkomst van de sale- and leaseback constructie. Er is geen projectadministratie bijgehouden en er is sprake van antedateren van facturen. Kortom, de administratie is volgens het hof onbetrouwbaar, onvolledig en onvoldoende.  

 

De feitelijk bestuurder meent dat andere feiten of omstandigheden dan zijn (kennelijk) onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, namelijk onrendabele bouwprojecten, gecombineerd met slechte/te laat presterende onderaannemers en een naheffingsaanslag met betrekking tot een DGA-salaris. Voornoemde omstandigheden heeft hij met geen enkel stuk nader onderbouwd. Het hof oordeelt dan ook dat de feitelijk bestuurder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van andere omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling die een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.  

 

Alhoewel de feitelijke bestuurder bewijs heeft aangeboden van zijn stelling dat de boekhouding voldeed aan de daaraan te stellen eisen en de schending van de administratieplicht niet heeft te gelden als een belangrijke oorzaak, komt het Hof hier niet toe aan het geven van een bewijsopdracht. Aan de bewijslast gaat namelijk een stelplicht vooraf. Deze stelplicht heeft de feitelijk bestuurder geschonden doordat diverse stukken in de administratie ontbreken, deels achteraf zijn opgesteld en hij stellingen aandraagt zonder nadere motivering.  

 

Statutair bestuurder 

De statutair bestuurder stond voor een periode van ongeveer 5 maanden ingeschreven als statutair bestuurder. Alhoewel de statutair bestuurder zelf ontkent dat hij wist dat hij statutair bestuurder was, doet dit volgens het hof niets af aan zijn taken en verplichtingen als bestuurder (bijvoorbeeld de administratieplicht ingevolge artikel 2:10 BW).

 

Nu vaststaat dat de administratieplicht ingevolge artikel 2:10 BW is geschonden, is het aan de statutair bestuurder om aannemelijk te maken dat andere feiten of omstandigheden dan zijn (kennelijk) onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De statutaire bestuurder geeft hiervoor dezelfde feiten en omstandigheden aan als de feitelijke bestuurder. Wederom zonder nadere onderbouwing, waardoor het hof ook bij de statutaire bestuurder hieraan voorbijgaat.  

 

Het hof rekent het de statutair bestuurder zwaar aan dat juist in de tijd dat hij bestuurder was de activa grotendeels zijn verdwenen, er betalingen zijn gedaan zonder (rechts)grondslag en er geantedateerde facturen zijn opgemaakt. Toch is het hof ook van mening dat niet alle onvolkomenheden aan de statutair bestuurder zijn toe rekenen. Gezien de beperkte tijdsduur van zijn bestuurderschap overweegt het hof dat de statutair bestuurder in vergelijking tot de andere bestuurder minder verwijt treft. Het hof ziet aanleiding het bedrag waarvoor de statutair bestuurder jegens de boedel aansprakelijk is te verminderen tot EUR 50.000.

Keywords

Administratieplicht
Feitelijk bestuurder
Matiging
Onbehoorlijk bestuur

Auteur(s)

Ruud Brunninkhuis

Senior associate (advocaat) bij BUREN

LinkedIn

Hannah de Waard

is advocaat bij Buren

LinkedIn