11 Jan 2024
blog

Geschillen naar aanleiding van bedrijfsovername: motivering(en) hof niet onbegrijpelijk

Blog

In dit arrest, dat betrekking heeft op de afhandeling van een bedrijfsovername, zijn er nog enkele geschilpunten in cassatie. Deze geschilpunten omvatten de overdracht van materiële vaste activa, een garantie op debiteuren en een dividendbetaling aan de verkopende aandeelhouder. De Hoge Raad kiest gewoonlijk niet voor een tegenovergestelde benadering dan die van de advocaat-generaal. Echter, in afwijking van de voorafgaande conclusie, verwerpt de Hoge Raad het beroep zonder verdere motivering. Dit leidt tot een enigszins onbevredigende uitspraak.

De casus

Partijen komen in 2015 overeen dat Groep c.s. (hierna: ‘Koper’) de aandelen in drie vennootschappen – respectievelijk BV1, BV2 en BV3 – koopt van Holding (hierna: ‘Verkoper’) voor een koopprijs van € 5.500.000. De koopovereenkomst (hierna: ‘de Overeenkomst’) bevat een omschrijving van wat er wordt gekocht, per wanneer dat gebeurt, hoe de prijs wordt bepaald, welke garanties worden gegeven, et cetera.

 

Verkoper laat zich na het sluiten van de Overeenkomst, maar voor de overdracht van de aandelen, een dividend uitkeren van ruim een half miljoen euro en weet Koper te bewegen tot het ondertekenen van notulen van een vergadering van aandeelhouders waarin dit wordt goedgekeurd. Volgens Verkoper "begreep en accepteerde" Koper de dividenduitkering. De daadwerkelijke overdracht van de aandelen aan Koper vond plaats in oktober 2016. Rondom deze overdracht ontstonden meerdere geschillen. In eerste aanleg heeft Koper onder meer schadevergoeding gevorderd, namelijk € 2.025.482,28 wegens niet-geleverde materiële vaste activa, € 231.242,19 wegens een niet-nagekomen debiteurengarantie en € 516.500,00 wegens onrechte en onverschuldigde dividenduitkering. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 april 2022 de vorderingen afgewezen. Koper stelt vervolgens hoger beroep in. Bij arrest van 2 augustus 2022 heeft het hof het vonnis bekrachtigd, met afwijzing van het meer of anders gevorderde. In het navolgende zal ik in het specifiek ingaan op de niet geleverde materiele vaste activa en de (vermeend onverschuldigde) dividenduitkering.

 

Oordeel Hof

Vooropstaat dat de Overeenkomst ziet op de verkoop van de aandelen, aldus het hof. Onderdeel van de Overeenkomst vormde dat Verkoper vaste materiële activa – voorafgaand aan de levering van de aandelen – in eigendom zou overdragen aan BV1. Om welke materiele vaste activa het zou gaan, is als bijlage 1 bij de Overeenkomst gevoegd. Het verschil tussen de door Koper overgelegde lijst en de volgens Verkoper afgesproken lijst betreft met name het aantal dieselpompen; volgens Verkoper zouden er 240 dieselpompen in eigendom worden overgedragen en volgens Koper in totaal 330 dieselpompen.

 

Het hof oordeelt dat de inhoud van de afspraak tussen partijen over de aard en grootte van de vaste materiële activa die door de Verkoper aan BV1 zouden worden overgedragen, moet worden vastgesteld door uitleg van de Overeenkomst (en de bijbehorende bijlage 1) volgens de Haviltex-norm. Er is een taxatierapport opgesteld voor de overname, maar dit rapport komt niet volledig overeen met de activa op een activaoverzicht waarop Koper zich baseert. In het bijzonder van belang acht het hof dat Koper onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat Verkoper minder dieselpompen dan afgesproken heeft geleverd en waar deze dieselpompen zich feitelijk dan bevonden. Bovendien ontving de betrokken notaris op 29 september 2016 een e-mail van Verkoper met de vermelding: ('behalve (...) de machines/inventaris in de werkplaats'). Dat het de bedoeling was dat alle op de door Koper overlegde kopie vermelde activa in eigendom zouden worden overgedragen aan BV1, kan gezien het vorenstaande niet zonder meer worden aangenomen. Dit is des te meer van belang, omdat Koper niet zou hebben tegengesproken dat alle dieselpompen van Verkoper in een automatisch registratiesysteem waren opgenomen, welk systeem volgens Verkoper bij de overdracht aan Koper is overgedragen. Het hof oordeelt tenslotte dat, gezien het vorenstaande, Koper onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat tussen partijen is overeengekomen dat Verkoper alle activa die op de door Koper overgelegde kopielijst staan vermeld in eigendom zou overdragen (en daaraan geen uitvoering heeft gegeven).

 

Met betrekking tot de kwestie van de dividenduitkering heeft het hof als volgt overwogen. Uit de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 28 september 2016 blijkt dat Koper het ermee eens was dat in één van de vennootschappen dividend over 2015 zou worden uitgekeerd. Koper zou onvoldoende hebben ingebracht tegen het betoog van Verkoper dat, ondanks dat de levering van de aandelen aanvankelijk was gepland rond 1 januari 2015, de levering uiteindelijk pas in oktober 2016 heeft plaatsgevonden, en dat het eigen vermogen van de vennootschappen hoger was geworden. Vervolgens zou gezamenlijk zijn besloten tot de dividenduitkering. De vordering wordt dan ook afgewezen.

 

In cassatie

Koper klaagt in cassatie dat beide overwegingen van het hof onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd zijn. Ten aanzien van de niet geleverde dieselpompen klaagt Koper dat het onbegrijpelijk is dat het hof heeft geoordeeld dat zij niet zou hebben betwist dat alle dieselpompen van Verkoper in een automatisch registratiesysteem waren opgenomen. Het onderdeel gericht jegens de dividenduitkering klaagt onder meer dat ontoereikend is gemotiveerd, in het licht van de stellingen van Verkoper, dat zij geen partij was bij het besluit tot dividenduitkering, dat niet gezamenlijk is besloten tot de uitkering van het dividend, dat ‘een schijnaandeelhoudersvergadering is opgevoerd’ en dat de ondertekening van de notulen onder druk heeft plaatsgevonden waarna deze zou zijn vernietigd. Beide klachten zijn op zichzelf niet onbegrijpelijk, aldus de advocaat-generaal. Zijn voorafgaande conclusie strekt dan ook tot vernietiging en verwijzing.

 

De Hoge Raad acht de motivering(en) van het hof echter niet onbegrijpelijk. Allereerst oordeelt de Hoge Raad dat Koper weliswaar de aanwezigheid van een geautomatiseerd registratiesysteem heeft betwist. Zij zou later echter hebben erkend dat enkele door Verkoper overgelegde documenten afkomstig zijn uit het registratiesysteem dat ook na de overdracht van de aandelen in gebruik is bij BV1. Vervolgens heeft het hof geconcludeerd dat Koper de stelling, dat alle dieselpompen in een automatisch registratiesysteem waren opgenomen, niet heeft betwist. De Hoge Raad oordeelt dat deze interpretatie van het hof niet als onbegrijpelijk kan worden gezien.

 

Hoewel het aan de feitenrechter is om het gewicht van alle omstandigheden te wegen bij het interpreteren van een overeenkomst, en daarbij een zekere mate van beoordelingsvrijheid heeft, stelt de advocaat-generaal vast dat uit de memorie van grieven ondubbelzinnig blijkt dat de Koper de genoemde stelling wel degelijk heeft betwist. Aldus behoeft het oordeel van het hof een nadere motivering, welke ontbreekt.

 

Ten aanzien van de dividenduitkering oordeelt de Hoge Raad dat Verkoper heeft aangevoerd dat partijen over die dividenduitkering overeenstemming hebben bereikt en dat die overeenstemming is vastgelegd in de notulen van de aandeelhoudersvergadering, welke notulen door Koper zijn ondertekend als blijk van instemming. Het hof heeft geoordeeld dat Koper deze stellingen niet voldoende gemotiveerd heeft betwist. Met betrekking tot de stelling dat de ondertekening van de notulen berust op dwang, heeft het hof kennelijk geoordeeld dat Koper, tegenover de betwisting door Verkoper, onvoldoende heeft toegelicht op grond van welke concrete feiten en omstandigheden aangenomen zou kunnen worden dat de instemming met de dividenduitkering door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Deze oordelen van het hof zijn niet onbegrijpelijk, aldus de Hoge Raad.

 

Mijns inziens had ook deze overweging, gezien de grond van de klacht, een uitgebreidere motivering verdiend. Koper heeft in haar oorspronkelijke grief namelijk tien goed onderbouwde argumenten aangedragen aangaande de dividenduitkering, terwijl het hof met slechts een korte paragraaf tot een afwijkend oordeel is gekomen. Hoewel het niet onbegrijpelijk is dat het hof ervan uitging dat Koper in de aandeelhoudersvergadering meer was dan slechts een notulist, wordt er volledig voorbijgegaan aan de vraag waarom Koper zou instemmen met een aanzienlijk financieel nadeel van een half miljoen, zonder enige tegenprestatie. De manier waarop het hof tot zijn conclusie is gekomen, blijft echter onduidelijk, aangezien het arrest hierover geen uitsluitsel biedt. Aldus voldoet de motivering van het arrest niet aan de norm dat elke rechterlijke beslissing ten minste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken.

 

Conclusie

Het oordeel van de Hoge Raad bevestigt dat, voor het antwoord op de vraag wat partijen zijn overeengekomen, duidelijk moet worden gesteld welke omstandigheden bij de beoordeling van belang zijn. De alom bekende Haviltex-maatstaf is nog altijd leidend. Echter, in deze uitspraak verdient de aandacht dat Koper expliciet de grondslagen van haar standpunten heeft uiteengezet, terwijl noch het hof noch de Hoge Raad hier kennelijk aandacht aan hebben besteed. Anderzijds is het wegen van de relevantie van alle omstandigheden voor de interpretatie van een overeenkomst een taak van de feitenrechter, die daarvoor de benodigde beoordelingsruimte moet hebben. Dit houdt ook in dat niet elk interpretatieoordeel dat misschien niet perfect is geformuleerd, in cassatie onderuitgehaald moet kunnen worden.

Keywords

Bedrijfsovername
Haviltex
Motivering
Uitleg (koop)overeenkomst

Auteur(s)

Nick van Wandelen

advocaat bij Van Iersel Luchtman N.V.

LinkedIn