01 Mar 2024
blog

Is een door een curator aangegane overeenkomst te bestrijden met een verzoek art. 69 Fw?

Blog

Ger Visser – de inmiddels failliete gewezen topman van Eurocommerce – heeft met een beroep op art. 69 Fw getracht de verkoop van zijn woning ongedaan gemaakt te krijgen. In hoger beroep oogstte hij daarmee succes. De rechtbank droeg de curator op de aangegane koopovereenkomst te onbinden. Vervolgens heeft de Hoge Raad zich moeten buigen over de vraag of die beslissing juist was.

Achtergrond

In deze uitspraak van de Hoge Raad heeft hij zich moeten buigen over een kwestie met betrekking tot de verkoop van het woonhuis van Ger Visser. Ger Visser is de topman van het failliete Eurocommerce die inmiddels ook zelf failliet is. Over de woning – meer in het bijzonder; de voorgenomen verkoop ervan – is al veelvuldig geprocedeerd. Met deze uitspraak is het boek voor wat betreft de verkoop van de woning gesloten. Een poging van Visser om de tot stand gekomen koopovereenkomst tussen de curator en een derde van de baan te krijgen, is (terecht) gestrand. Het heeft echter wel moeten komen tot een oordeel van de Hoge Raad in deze kwestie.

 

Na langdurig juridisch getouwtrek tussen de curator en Visser over de verkoop van Vissers woning, heeft de curator de woning in de verkoop gezet en is deze in oktober 2022 op Funda geplaatst. De richtprijs bedroeg EUR 1.600.000,00. Toen eind oktober 2022 de termijn voor het uitbrengen van een bieding op de woning sloot, bleek Vissers dochter het hoogste bedrag te hebben geboden. De woning is daarop met toestemming van de rechter-commissaris aan haar gegund. De verkoop voor een bedrag van EUR 1.875.000,00 is uiteindelijk echter niet tot stand gekomen. Het tekenen van de koopovereenkomst en het betalen van een waarborgsom of het stellen van een bankgarantie werd nagelaten.

 

Op 26 januari 2023 werd de gunning aan de dochter van Visser ingetrokken. Diezelfde dag vernam de curator dat geïnteresseerden die de woning in oktober 2022 hadden bezichtigd maar géén bieding deden, nog altijd interesse hadden. De curator heeft de advertentie op Funda voor de woning vervolgens – nog steeds diezelfde dag – laten verwijderen. De volgende dag is aan de curator een bieding op de woning van EUR 1.250.000,00 bevestigd. De curator heeft de bieding met de op 30 januari 2023 verleende toestemming van de rechter-commissaris geaccepteerd.

 

Met de verkregen toestemming was de kous echter nog niet af. Voordat een nieuwe koopovereenkomst op 15 februari 2023 werd getekend, ontving de curator van een aan Visser gelieerde persoon een nieuwe bieding op de woning ter hoogte van EUR 1.225.000,00 met de toevoeging dat Visser en zijn echtgenote na levering in de woning mochten blijven wonen. Deze bieding is medegedeeld aan de rechter-commissaris die vervolgens geen reden zag om de eerder verleende toestemming in te trekken.

 

De dag ná de ondertekening van de koopovereenkomst heeft de aan Visser gelieerde persoon een nieuwe en hogere bieding van EUR 1.275.000,00 aan de curator voorgelegd.

 

Procedurele stappen

Na deze feitelijke gang van zaken, heeft Visser opnieuw procedurele stappen ondernomen. Visser heeft de rechter-commissaris zonder succes met een verzoek ex art. 69 Fw verzocht de curator te gebieden de gesloten koopovereenkomst te ontbinden en met de aan hem gelieerde persoon een nieuwe koopovereenkomst aan te gaan. De Rechtbank Gelderland was Visser echter gunstig gestemd en beval de curator naar aanleiding van een door Visser ingesteld hoger beroep ex art. 67 Fw de gesloten koopovereenkomst te ontbinden. De rechtbank oordeelde – kort gezegd – dat het tweede verkooptraject te weinig transparantie kende en daarmee niet gericht was op het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst voor de woning. De rechtbank greep daarbij terug op de situatie vóórdat de koopovereenkomst op 15 februari 2023 schriftelijk werd gesloten. Op dat moment had – aldus de rechtbank – de rechter-commissaris nog kunnen terugkomen op de eerder gegeven toestemming, omdat duidelijk was dat er nog meer partijen dan alleen de beoogde koper interesse hadden in de woning. Toen had dus (alsnog) een nieuw openbaar verkooptraject gestart moeten worden. De rechtbank gebood de curator de koopovereenkomst te ontbinden. De curator heeft aan dat gebod gehoor gegeven door de koopovereenkomst te ontbinden onder expliciete verwijzing van de beschikking van de rechtbank.

 

De ontbinding leidde weer tot een nieuwe procedure; de koper betrok de curator in kort geding en vorderde nakoming van de gesloten koopovereenkomst nu zij de ontbinding niet erkende aangezien er geen wettelijk of contractuele ontbindingsgrond was waarop de curator een beroep kon doen. Dit kort geding slaagde, waarmee de curator (dus) te maken had met twee tegenovergestelde rechterlijke bevelen.

 

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft nu de knoop doorgehakt en heeft de beschikking van de Rechtbank Gelderland gecasseerd en de beschikking van de rechter-commissaris waarin het beroep ex art. 69 Fw van Visser werd afgewezen, bekrachtigd.

 

Conclusie

Op de uitspraak valt mijns inziens weinig af te dingen. De Hoge Raad bevestigt in feite staande rechtspraak dat de binding van de curator (of de boedel) aan een overeenkomst die rechtsgeldig is aangegaan niet kan worden ongedaan gemaakt met een verzoek ex art. 69 Fw. Dat kan alleen wanneer het verzoek erop ziet de curator een bevel te geven een beroep te doen op een ontbindingsbevoegdheid. Een verzoek ex art. 69 Fw levert op zichzelf echter geen ontbindingsgrond op. Daarbij is nog van belang dat als een overeenkomst is aangegaan zonder de daartoe vereiste toestemming of machtiging van de rechter-commissaris, de overeenkomst geldig blijft, zo volgt uit art. 72 lid 1 Fw. Ook indien achteraf de toestemming of machtiging wordt ingetrokken, vernietigd etc. blijft de overeenkomst dus in stand. In deze kwestie viel het doek dus toen de overeenkomst ten aanzien van de woning op 15 februari 2023 werd ondertekend door de curator en de koper. Op dat moment was er sprake van een volmaakte overeenkomst en was ontbinding slechts nog mogelijk op basis van wettelijke of contractuele bepalingen. Bij het ontbreken van benodigde toestemming of machtiging is de curator overigens mogelijk wel aansprakelijk, pro se dan wel q.q. wanneer "de belangen van de boedel en daarmee de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers (…), zijn geschaad” door de zonder toestemming of machtiging door de curator verrichte handeling, zie (HR 26 november 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4487, NJ 1983/442 (Bouchar/Dekkers q.q.)

De beschikking van de rechtbank lezend, is die met name gestoeld op de kritiek op het feit dat de tweede verkoop van de woning min of meer in beslotenheid tot stand is gekomen en dat daarmee de woning (mogelijk) niet heeft opgeleverd wat deze had kúnnen opleveren. Door direct in zee te gaan met de uiteindelijke koper is onvoldoende marktwerking gecreëerd. Gezien de feiten die in de uitspraak zijn weergegeven, lijkt die kritiek niet onterecht. De woning is op de dag dat de eerdere gunning werd ingetrokken van Funda gehaald en de dag erna is de verkoop aan een gegadigde die de woning wel had bezichtigd maar daarop geen bieding deed in gang gezet. Dit terwijl de nieuwe koopsom 33% lager lag dan de oorspronkelijke koopsom.

 

De rechtbank kan dus gevolgd worden in de door haar (dus achteraf) geopperde alternatieven om op zijn minst met de uiteindelijke koper én de aan Visser gelieerde persoon verder te onderhandelen of opnieuw een verkooptraject op te starten zoals in oktober 2022 in gang gezet. Het pleit was echter met de ondertekening van de koopovereenkomst al beslecht; er moest simpelweg worden nagekomen.

 

Ook voor een curator geldt ‘beter één vogel in de hand dan tien in de lucht’. Niet alleen omdat een opbrengst maar beter daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Maar ook omdat een gesloten overeenkomst óók in faillissement gewoon moet worden nagekomen en dus ervoor zorgt dat de boedel kan worden afgewikkeld.

Keywords

Eurocommerce
Faillissementsrecht
Hoger beroep art. 67 Fw
Verzoek art. 69 Fw

Auteur(s)

Wouter Vlasveld

Advocaat bij La Gro

LinkedIn