
Ondernemingskamer wijst verzoek tot concernenquête bij de Lightyear-groep af
Blog
Opnieuw doet een curator in een faillissement een verzoek bij de Ondernemingskamer tot het gelasten van een enquête. Ditmaal was het de curator van het gefailleerde Friends of Lightyear B.V. (FoL). Op 18 januari 2024 wees de Ondernemingskamer het verzoek af.
Feiten
Het enquêteverzoek richtte zich op de Lightyear-groep, een start-up die in 2016 werd opgericht met als doel om op zonne-energie aangedreven auto's te ontwikkelen. De start-up zette een bedrijfsstructuur op met twee werkmaatschappijen: Lightyear Layer B.V. ('LL') die zich richtte op de ontwikkeling van flexibele zonnepanelen, en Atlas Technologies B.V. ('AT'), die zich toelegde op de ontwikkeling van de auto zelf. Daarnaast werd er een holdingvennootschap opgericht, genaamd Atlas Technologies Holding B.V. ('ATH'), die oorspronkelijk financiering aantrok en tevens de intellectuele eigendomsrechten bezat. In 2020 werd een andere vennootschap opgericht onder de naam Friends of Lightyear B.V. ('FoL'). FoL verwierf 20% van de aandelen van ATH en nam de rol van financieringsvehikel over van ATH. Al het aangetrokken kapitaal werd vervolgens door FoL uitgeleend aan ATH. Daarvoor was een leningsovereenkomst opgesteld. Deze leningsovereenkomst bevatte een clausule waarin ATH werd verplicht om op eerste verzoek van FoL zekerheid te verstrekken voor al haar betalingsverplichtingen aan FoL. FoL heeft van deze bevoegdheid echter nooit gebruikgemaakt.
Faillissementen
De ontwikkeling van de innovatieve auto kwam onvoldoende van de grond, waardoor AT zich begin 2023 genoodzaakt zag haar bedrijfsactiviteiten te staken. Kort daarna volgden de faillissementen van AT (26 januari 2023) en ATH (31 maart 2023), waarbij mr. X als curator werd aangesteld. Mr. X heeft de aandelen in LL, enige activa van ATH (met name IP-rechten) en enige activa van AT onderhands verkocht aan LL Holdco (hierna: 'de gedeeltelijke doorstart'). Om inzicht te verkrijgen in de oorzaken van het faillissement, besloot mr. X een extern bureau in te schakelen om een forensisch financieel onderzoek te laten uitvoeren.
Niet veel later failleerde ook FoL (25 mei 2023), waarbij een andere curator werd aangesteld (hierna: 'de curator'). FoL bleek een vennootschap te zijn met een hoge schuldenlast en een lege boedel. Het enige actief dat werd aangetroffen, was een (vermoedelijk) oninbare vordering op de gefailleerde ATH van ruim 170 miljoen euro uit hoofde van de verstrekte lening.
Enquêteprocedure
De curator van FoL zag kennelijk reden om een concernenquête te verzoeken bij de Ondernemingskamer voor de vier vennootschappen binnen de Lightyear-groep: FoL, ATH, AT en LL. Het recht een concernenquête te verzoeken komt een curator toe op grond van artikel 2:346 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Doel van een concernenquête na faillissement is: (i) verkrijging van openheid van zaken; en (ii) vaststelling bij wie de verantwoordelijkheid berust voor mogelijk wanbeleid. Een enquêteverzoek wordt door de Ondernemingskamer toegewezen wanneer er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen de rechtspersonen te twijfelen. Daarnaast zal een afweging van de betrokken belangen plaatsvinden. Bij deze belangenafweging worden naast de doeleinden van het enquêterecht, ook de aard van het tussen de verzoeker en de rechtspersoon bestaande geschil en de bezwaren tegen toepassing van het middel van enquête betrokken. De kosten van het enquête-onderzoek worden in beginsel gedragen door de te onderzoeken rechtspersoon zelf, die daar waar nodig zekerheid voor moet stellen.
De curator voerde maar liefst acht redenen aan waarom er gegronde redenen zouden zijn om te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen de Lightyear-groep. Een van de argumenten was de gedeeltelijke doorstart door mr. X. De curator meende dat bij de gedeeltelijke doorstart onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van FoL. De Ondernemingskamer overwoog echter dat de wijze waarop en de voorwaarden waaronder een gedeeltelijke doorstart wordt gerealiseerd door een curator geen onderwerp van een enquête kan zijn.
Ook de andere argumenten die de curator aanvoerde werden door de Ondernemingskamer grotendeels van tafel geveegd. Slechts één argument bracht de Ondernemingskamer tot de conclusie dat er gegronde redenen waren om aan een juist beleid of juiste gang van zaken binnen de Lightyear-groep te twijfelen. Dit betrof het beleid bij het aantrekken van financieringen, en meer specifiek het nalaten van FoL om haar recht uit hoofde van de leningsovereenkomst uit te oefenen en zekerheden te eisen voor haar aanzienlijke vordering op ATH.
Ondanks de aanwezigheid van gegronde redenen viel de daaropvolgende belangenafweging uit in het nadeel van de curator. In dit geval concludeerde de Ondernemingskamer namelijk dat er geen concrete bezwaren waren aangevoerd tegen het beleid en de gang van zaken bij LL, waardoor een enquête bij deze vennootschap niet in de rede lag. Wat betreft ATH en AT verricht mr. X op dit moment al een onderzoek, waarbij zelfs een extern bureau is ingeschakeld om een forensisch financieel onderzoek uit te voeren. Bovendien had mr. X aangeboden om de resultaten van dit forensisch financieel onderzoek te delen met de curator zodra deze beschikbaar zouden komen. Tegen deze achtergrond achtte de Ondernemingskamer het verzoek van de curator om een concernenquête te bevelen bij deze vennootschappen prematuur.
Met betrekking tot het enquêteverzoek bij FoL oordeelde de Ondernemingskamer tot slot dat zij geen reden zag dat een enquête bij FoL meer zou bijdragen aan het verkrijgen van openheid van zaken dan een eigen onderzoek van de curator in samenhang met het lopende onderzoek van mr. X. Gelet op het voorgaande acht de Ondernemingskamer het niet opportuun om de boedel van FoL te belasten met de kosten en het tijdsbeslag die gepaard gaan met een enquêteonderzoek. De Ondernemingskamer wijst het verzoek om een enquête te bevelen bij FoL daarom af.
Tot slot
Een enquête-onderzoek moet kortom meerwaarde hebben boven het gewone faillissementsonderzoek, aldus de uitspraak van de Ondernemingskamer. Een enquête-onderzoek kan immers kostbaar en tijdrovend zijn, terwijl de curator zelf ook over voldoende wettelijke bevoegdheden beschikt om het onderzoek uit te voeren. In het geval van de Lightyear-groep lijkt de meerwaarde van een (concern)enquête-onderzoek vooralsnog te ontbreken. Overigens is het de vraag of de ogenschijnlijk lege boedel van FoL – de enige vennootschap waarin potentieel nog onderzoek had kunnen plaatsvinden – wellicht heeft meegespeeld bij het eindoordeel van de Ondernemingskamer, nu voor de eventuele onderzoekskosten kennelijk geen dekking bestaat.
Keywords
Auteur(s)
