09 Apr 2024
blog

Rechtbank gaat bij afkondigen afkoelingsperiode voorbij aan gemaakte afspraken met financier

Blog

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 29 december 2023 een uitspraak gewezen waarin zij een afkoelingsperiode afkondigt onder gelijktijdige benoeming van een observator. In deze uitspraak zitten meerdere interessante aspecten. Zo gaat de rechtbank voorbij aan afspraken die de schuldenaar met haar financier heeft gemaakt over het voortzetten van de financiering, wordt er voor de eerste keer toepassing gegeven aan artikel 377 Fw en geeft de rechtbank de observator een specifieke opdracht mee.

De relevante feiten

De feiten hebben betrekking op een kledingketen die onder twee handelsnamen in totaal 22 winkels exploiteert. Eén van de handelsnamen is in 2018 overgenomen na een faillissement. Dat heeft de keten geen goed gedaan, want die overname heeft voor financiële problemen gezorgd. De coronacrisis die daarna uitbrak, bracht de keten verder in de problemen. De keten is op dit moment daarom druk doende met een operationele en financiële herstructurering. De financiële herstructurering vindt plaats middels een WHOA-traject.

 

Om de activiteiten tijdens de voorbereidingen van het akkoord in relatieve rust voort te kunnen zetten, verzoekt de kledingketen om een afkoelingsperiode van drie maanden. Door verschillende schuldeisers zijn namelijk concrete verhaalsacties aangekondigd. Zo heeft de kredietverzekeraar laten weten een faillissementsverzoek in te zullen dienen. Daarnaast heeft een verhuurder een huuropzegging aangekondigd en wil een andere verhuurder tot ontruiming overgaan. Daarmee is de noodzaak van de afkondiging van de afkoelingsperiode gegeven, aldus de rechtbank.

 

Afspraken met financier niet door rechtbank gerespecteerd (art. 376 lid 9 jo art. 379 Fw)

Door vier schuldeisers wordt een zienswijze ingediend, waarvan drie tegen de afkondiging van een afkoelingsperiode pleiten. Eén van de schuldeisers die een zienswijze hebben ingediend, de financier van de keten, heeft geen bezwaar tegen de afkoelingsperiode, mits de afspraken die tussen de keten en de financier zijn gemaakt over de voortzetting van de financiering worden gerespecteerd. Zo luidde ook het verzoek van de keten zelf: de afkoelingsperiode mag de gemaakte afspraken met de financier niet raken. Die afspraken houden onder meer in dat de kredietlimiet wordt bevroren èn wekelijks wordt ingeperkt. De rechtbank gaat om twee redenen aan de afspraken voorbij.

 

Het verzoek om bij de afkondiging van de afkoelingsperiode de financieringsafspraken te respecteren, wordt – via de weg van art. 376 lid 9 Fw – door de rechtbank opgevat als een maatwerkvoorziening ex art. 379 Fw. Dat artikel bepaalt dat bepalingen kunnen worden gemaakt en voorzieningen kunnen worden getroffen als de rechtbank dat ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers of aandeelhouders nodig oordeelt. De rechtbank is echter van oordeel dat de belangen van de financier niet door het afkondigen van een afkoelingsperiode worden geschaad. De financier heeft namelijk een (tweederangs) pandrecht op de voorraad. Doordat er met de uit de verkoop van de voorraad gegenereerde cash nieuwe voorraden worden gekocht, blijft de voorraadpositie – en daarmee de waarde van de zekerheden – op peil. Er is daarom geen grond voor het treffen van een maatwerkvoorziening.

 

Daarnaast meent de rechtbank dat de financier met de afspraak dat het krediet wekelijks met EUR 5.000 zal worden ingelopen, bevoordeeld wordt ten opzichte van andere schuldeisers, terwijl daar geen rechtvaardiging voor bestaat. Ook daarom lijkt de rechtbank geen bepalingen te willen maken of voorzieningen te willen treffen die de afspraken met de financier van de afkoelingsperiode uitzonderen.

 

Ontbinding consignatieovereenkomsten beperkt keten niet in verkoop van kleding (art. 377 Fw)

Drie andere schuldeisers konden zich niet vinden in de afkondiging van de afkoelingsperiode, waaronder een leverancier die onder consignatie kleding heeft geleverd aan de keten. Deze leverancier had de consignatieovereenkomsten kort nadat de keten hem had geïnformeerd over de voorgenomen herstructurering ontbonden wegens betalingsachterstanden. Volgens de leverancier mag de keten de geleverde kleding daarom niet meer verkopen. De rechtbank gaat daar niet in mee en past hier – voor zover mij bekend voor het eerst – art. 377 Fw toe. Dat artikel bepaalt dat de schuldenaar goederen tijdens de afkoelingsperiode mag blijven vervreemden, indien hij dat voor de afkondiging van de afkoelingsperiode ook al mocht.

 

Hoewel de consignatieovereenkomsten in dit geval voor de afkondiging van de afkoelingsperiode al waren ontbonden en op dat moment dus feitelijk geen bevoegdheid meer bestond om de goederen te vervreemden, oordeelt de rechtbank toch dat de keten de kleding mag blijven verkopen. De rechtbank baseert zich daarvoor op de wetsgeschiedenis waaruit volgt dat art. 377 Fw ook ziet op de situatie waarin de schuldenaar een gebruiksrecht heeft gehad, maar dit recht hem kort voor de afkondiging van de afkoelingsperiode wordt ontnomen. De keten dient uit de verkoop van de kleding uiteraard wel wekelijks de inkoopwaarde aan de leverancier af te dragen.

 

Rechtbank benoemt observator en geeft opdracht mee (art. 376 lid 9 jo art. 380 Fw)

Tot slot is er een inkoopcombinatie die de betaling van vorderingen van bepaalde leveranciers garandeert. Deze leveranciers zijn een eigendomsvoorbehoud en een (eersterangs) stil pandrecht met de keten overeengekomen. Omdat de inkoopcombinatie beperkte invloed heeft op de afspraken die tussen de leveranciers en de keten worden gemaakt over bijvoorbeeld betalingstermijnen, kan het zijn dat er tijd zit tussen het moment waarop de voorraden aan de keten worden geleverd, het moment waarop de bijbehorende facturen door de leverancier bij de inkoopcombinatie worden ingediend en het moment waarop de uiteindelijke facturering aan de keten plaatsvindt. Hierdoor kan de vordering van de inkoopcombinatie oplopen, terwijl intussen de voorraad waar eigendomsvoorbehoud of pandrecht op rust wordt verkocht en de zekerheden aldus verdwijnen.

 

Om te waarborgen dat de positie van de inkoopcombinatie (en overigens ook die van de financier met een tweede pandrecht op de voorraad) niet aanmerkelijk verslechtert, benoemt de rechtbank een observator. De observator krijgt een specifieke opdracht mee: hij moet toezicht houden op de wijze waarop de keten stuurt op de instandhouding van haar werkkapitaal en op de wekelijkse betaling aan de leveranciers. Daarmee zal de waarde van de onder het pandrecht vallende voorraden voldoende blijven om de vorderingen van de leveranciers (en indirect de inkoopcombinatie) en de financier te dekken. De rechtbank ziet hier vooral reden toe omdat is gebleken dat het nodige verbeterd kan worden in het kader van de financiële sturing en er problemen zijn met de administratieve systemen van de keten.

 

Conclusie

De slotsom is dat de rechtbank, onder aanwijzing van een observator, een afkoelingsperiode voor een periode van drie maanden afkondigt.

Keywords

Afkoelingsperiode
Artikel 377 Fw
Financieringsafspraken
Maatwerkvoorziening
Observator

Auteur(s)

Marina Luijkx

is advocaat bij Wijn & Stael Advocaten