11 Jul 2024
blog

De verwijderingsplicht van de curator van zaken die niet tot de boedel behoren

Blog

Boedelschulden zijn schulden die als eerste vanuit een faillissement moeten worden voldaan. Schuldeisers met een boedelvordering hoeven dus niet de afwikkeling van het faillissement af te wachten en zij hebben een aanmerkelijk grotere kans dan de faillissementsschuldeisers dat hun vordering kan worden voldaan. Op 2 april 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam een arrest gewezen over de vraag hoe de vordering van de verhuurder tot het herstel van verhuurde grond in de oorspronkelijke staat moet worden gekwalificeerd als boedelschuld.

Casus

Een B.V. die zich bezighield met het recyclen van metalen wordt failliet verklaard. De vennootschap huurde het terrein waarop de ondernemingsactiviteiten werden uitgevoerd. Op dit terrein is voorraad gestort en zijn 110 containers met schroot en schroothoudend zand geplaatst die fungeerden als keerwal. De curator heeft de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Fw opgezegd en het terrein ontruimd, op de 110 containers met inhoud na. Aangezien de inhoud van de containers bestond uit vervuild zand, moest de verwijdering van deze containers gepaard gaan met een grondige (en dure) sanering. De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de containers door natrekking eigendom waren geworden van de verhuurder. Omdat de containers niet tot de boedel behoorden, was de curator niet bereid om de containers op kosten van de boedel te laten verwijderen. De sanering heeft de verhuurder uiteindelijk € 879.750,- gekost. De verhuurder heeft dit bedrag vervolgens als schadevergoeding van de curator gevorderd. De curator betwist niet het bestaan van de schadevergoedingsvordering, maar wel dat die vordering een boedelschuld oplevert. Volgens de curator gaat het om een vordering die ter verificatie moet worden ingediend in het faillissement.


Ontruimingsverplichting

In de meeste huurovereenkomsten is opgenomen dat de huurder het gehuurde bij het eindigen van de overeenkomst in dezelfde staat als bij de aanvang van de overeenkomst aan de verhuurder ter beschikking moet stellen. Voldoet een huurder niet aan die verplichting, dan heeft de verhuurder een schadevergoedingsvordering op de huurder.

Of vorderingen kwalificeren als boedelschulden, moet worden beoordeeld aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in het arrest Koot Beheer/Tideman. Daarin is bepaald dat boedelschulden ontstaan i) op grond van de wet, ii) doordat zij door de curator in hoedanigheid zijn aangegaan of iii) omdat zij het gevolg zijn van handelen van de curator in strijd met een door hem in hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.

De lijn in de jurisprudentie is dat, na beëindiging van de huurovereenkomst door de curator, de vordering van de eigenaar tot verwijdering van de tot de boedel behorende zaken van het gehuurde gestoeld is op het eigendomsrecht op het gehuurde (zie het arrest Smit/Van Hees q.q). Dit is door de Hoge Raad bevestigd in het eerder genoemde arrest Koot Beheer/Tideman. Uit het arrest VKP/curatoren Aldel volgt dat ook een partij die geen eigenaar is van een onroerende zaak, maar daarop een exclusief gebruiksrecht heeft, verwijdering van tot de boedel behorende zaken kan vorderen. In dat geval is de grondslag van de vordering niet het eigendomsrecht maar schending van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm door de curator (handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt). Daarmee is ontruiming niet alleen een verbintenis van de failliet, maar ook een plicht die op de curator in zijn hoedanigheid rust. Niet-nakoming van die plicht leidt daarom tot een boedelschuld.

 

In de onderhavige casus staat echter ter discussie of de achtergelaten containers tot de boedel behoren omdat die mogelijk door natrekking eigendom zijn geworden van de verhuurder.

Rechtbank

De rechtbank sprak zich niet uit over de vraag of de containers al dan niet eigendom zijn geworden van de verhuurder. Volgens de rechtbank doet dat niet ter zake, omdat ook als de containers niet tot de boedel zouden behoren, de curator op grond van de maatschappelijke betamelijkheid de verplichting had om de containers met negatieve waarde weg te halen. De rechtbank acht het niet weghalen van de containers door de curator onrechtmatig en kwalificeert de schadevergoedingsvordering als boedelschuld.

Hof

Het hof overweegt dat van een inbreuk op het eigendomsrecht geen sprake is als de containers zouden worden nagetrokken door de grond. Het hof sluit bij de beoordeling of de curator een op de maatschappelijke betamelijkheid gebaseerde rechtsplicht tot verwijdering heeft, aan bij de situatie waarin roerende zaken (die tot de boedel behoren) met een negatieve waarde worden achtergelaten. Het hof acht deze situaties zodanig met elkaar vergelijkbaar dat er volgens het hof geen goede grond is om wat de gevolgen betreft een onderscheid te maken. Volgens het hof is het daarom in strijd met de jegens de verhuurder vereiste zorgvuldigheid om de containers met een aanzienlijke negatieve waarde op het terrein achter te laten met een beroep op het onroerende karakter daarvan. Ook volgens het hof is de schadevergoedingsvordering als gevolg van het schenden van deze zorgvuldigheidsnorm een boedelschuld.


Conclusie

De redenering van het hof overtuigt mij niet. Een faillissement leidt doorgaans tot onwenselijke situaties voor een veelheid aan betrokkenen. Door de schadevergoedingsvordering van de verhuurder als boedelvordering te kwalificeren wordt de verhuurder bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers in het faillissement. Als het gaat om verwijdering van zaken die tot de boedel behoren, is daarvoor een rechtvaardiging te vinden in het feit dat die zaken onder het beheer van de curator vallen (artikel 20 en 68 Fw). Bij zaken die niet tot de boedel behoren, is die rechtvaardiging er niet.

Ook zie ik niet in hoe de verplichting tot verwijdering van zaken die niet tot de boedel behoren verschilt van de verplichting om schade aan het gehuurde bij het einde van de huur te herstellen dan wel te vergoeden. Ten aanzien van die verplichting heeft de Hoge Raad in Koot Beheer/Tideman expliciet geoordeeld dat dit een concurrente vordering is.

Mogelijk komt het in deze zaak nog tot cassatie. In dat geval zou het interessant zijn als de Hoge Raad zich expliciet zou uitlaten over de vraag of de kosten voor het verwijderen van zaken die niet tot de boedel behoren kwalificeren als boedelschuld.

Keywords

Boedelvordering
Onrechtmatig handelen curator
Ontruimingsplicht
Verwijderingsplicht

Auteur(s)

Lucas van Walraven

is advocaat Herstructurering & Insolventie bij Van Benthem & Keulen.

LinkedIn