
Bestuurdersaansprakelijkheid voor € 9,2 miljoen vanwege onrechtmatig handelen tegenover pandhouder
Blog
Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een bestuurder van een groep van vennootschappen veroordeeld tot betaling van een bedrag van meer dan € 9 miljoen aan de pandhouder die fungeerde als groepsfinancier, omdat de bestuurder tegenover de pandhouder onrechtmatig heeft gehandeld.
Bij vonnis van 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een bestuurder veroordeeld vanwege onrechtmatig handelen tegenover de pandhouder/financier van een groep van door hem bestuurde vennootschappen. Het onrechtmatig handelen betreft onder meer het vanaf de zogenoemde ‘peildatum’ bewerkstelligen dat de opbrengst van verpande debiteurenportefeuilles (in strijd met de toepasselijke algemene verpandingsvoorwaarden) zonder toestemming van de pandhouder hebben plaatsgevonden en niet ten goede aan de pandhouder zijn gekomen.
Casus
Eiseres (‘Financier’) heeft krediet verstrekt aan een groep van vennootschappen (‘de Groep’), die zich bezig hield met het aankopen en vervolgens uitwinnen van debiteurenportefeuilles. Tot zekerheid van terugbetaling van dat krediet heeft de Groep ten gunste van Financier een eerste pandrecht gevestigd op onder meer alle huidige en toekomstige vorderingen van de Groep op derden. Op de financieringsovereenkomst zijn onder meer de algemene verpandingsvoorwaarden van Financier van toepassing.
Het krediet diende op 31 december 2021 te worden terugbetaald. Op die datum hebben enkele vennootschappen van de Groep een debiteurenportefeuille (‘Ennio 1’) verkocht aan een derde. De opbrengst daarvan is ontvangen op een bankrekening die niet bij Financier werd aangehouden. Het krediet is niet op de einddatum van 31 december 2021 afgelost.
Op 11 maart 2022 heeft de bestuurder van de Groep (‘Bestuurder’) aan Financier verzocht om in te stemmen met een voorgenomen verkoop van een andere debiteurenportefeuille (‘Ennio 2’), vrij van zekerheidsrechten van Financier en te bevestigen dat de verkoop van Ennio 1 vrij van zekerheidsrechten van Financier plaatsvond. Nadat Ennio 2 is verkocht, ontvangt Bestuurder van Financier het bericht dat zij niet instemt met de voorgestelde verkoop van Ennio 2. De verkoopopbrengst is ontvangen op een bankrekening die niet bij Financier werd aangehouden.
Financier meent dat Bestuurder onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door te bewerkstelligen dan wel toe te laten dat de Groep het krediet niet terugbetaalt en geen verhaal biedt. Financier vordert een veroordeling van Bestuurder tot betaling van de door haar gestelde schade.
Beoordeling rechtbank
Bij de beoordeling van de vordering stelt de rechtbank voorop dat het in deze zaak vaststaat dat het krediet niet is terugbetaald en dat het neerkomt op de vraag of Bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden voor de niet-nakoming van de terugbetalingsverplichting door de Groep.
Bij de beantwoording van die vraag moet worden vastgesteld of de bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of dat ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470). Voorts geeft de rechtbank aan dat van een dergelijk ernstig verwijt in ieder geval sprake zal kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758).
Volgens Financier is sprake van een ernstig verwijt, onder meer vanwege het zonder toestemming en vrij van zekerheden verkopen van drie debiteurenportefeuilles (Verdi, Ennio 1 en Ennio 2), waarvan de verkoopopbrengst aan andere schuldeisers en niet aan Financier is betaald en het doen van selectieve betalingen met voornoemde verkoopopbrengst.
Voordat de rechtbank op de gemaakte verwijten ingaat, wordt eerst ingegaan op de vraag vanaf welk moment Bestuurder wist of behoorde te weten dat de financiering van Financier niet of niet volledig zou worden terugbetaald door de Groep en dat Financier haar zekerheden daarom zou willen uitwinnen (de peildatum). Die peildatum wordt bepaald op 31 december 2021, omdat op die datum de financieringsovereenkomst afliep, er met Financier geen overeenstemming over herfinanciering was bereikt en het krediet door de Groep moest zijn terugbetaald, waartoe de Groep niet in staat was. Alle verwijten van Financier die zien op gedragingen die plaatsvonden vóór de peildatum kunnen daarom niet dienen ter onderbouwing van het door haar gestelde ernstig verwijt. Hierna worden alleen de verwijten besproken die ten grondslag liggen aan de veroordeling door de rechtbank, te weten de verwijten die verband houden met de verkoopopbrengsten en de selectieve betalingen.
Met betrekking tot de zonder toestemming van Financier plaatsgevonden verkoop van de debiteurenportefeuilles is van belang dat de algemene verpandingsvoorwaarden van Financier bepalen dat voor het verkopen van dergelijke portefeuilles toestemming van Financier als pandhouder is vereist. De rechtbank stelt vast dat Financier vóór de peildatum wist dat de Groep de Verdi portefeuille wilde verkopen én dat het in de praktijk gebruikelijk was dat er portefeuilles werden verkocht zonder toestemming van Financier. Om die reden kan Bestuurder geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt van het feit dat de Verdi portefeuille zonder toestemming is verkocht. Dat geldt echter niet voor de zonder toestemming verkochte Ennio 1 en 2 portefeuilles, omdat de verkoop daarvan plaatsvond op/na de peildatum. Daarmee is Financier belemmerd in het uitoefenen van haar bevoegden als pandhouder.
Financier heeft ten aanzien van de verkoopopbrengst nog het verwijt gemaakt dat de opbrengst niet op de bij haar aangehouden bankrekeningen is ontvangen, maar daarover overweegt de rechtbank dat Financier reeds expliciet toestond dat het betalingsverkeer (om praktische redenen) niet via haar liep.
De rechtbank volgt Financier wel in het door haar gemaakte verwijt dat er sprake is van een onrechtmatige selectieve betaling, inhoudende een niet voor de Groep noodzakelijke betaling na de peildatum aan Bestuurder. Ook volgt de rechtbank Financier in het door haar gemaakte verwijt dat Bestuurder vanaf de peildatum Financier bewust geen informatie heeft verstrekt over de debiteurenportefeuilles, ter voorkoming dat Financier als pandhouder de verkoop van de verpande debiteurenportefeuilles zou (kunnen) overnemen.
De slotsom is dat Bestuurder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die Financier lijdt als gevolg van de verkoop van Ennio 1 en 2 portefeuilles zonder toestemming van Financier en vrij van zekerheden en het niet doorbetalen van de verkoopopbrengst daarvan, schending van de informatieverplichting na de peildatum en een selectieve betaling. De rechtbank begroot de schade op een bedrag gelijk aan de verkoopopbrengst van de debiteurenportefeuilles en de selectieve betaling, te weten een bedrag van circa € 9,2 miljoen. In de hypothetische situatie zonder onrechtmatig handelen zou Financier zich immers op die bedragen kunnen verhalen. Ter begroting van de schade vanwege schending van de informatieverplichting wordt de zaak (conform de vordering van Financier) verwezen naar de schadestaat.
Afsluiting
Onderhavige zaak illustreert de grote nadelige financiële gevolgen voor een bestuurder vanwege onrechtmatig handelen tegenover een groepsfinancier, die voor nu neerkomen op een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding met een hoofdsom van circa € 9,2 miljoen. Het is van cruciaal belang om als bestuurder te beoordelen vanaf welk moment hij weet of behoort te weten dat de financiering van een pandhouder niet of niet volledig zou worden terugbetaald en de pandhouder daarom haar zekerheden zou willen uitwinnen. Gedragingen die schadelijk zijn voor de pandhouder die vanaf dat moment plaatsvinden zullen in beginsel leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
Keywords
Auteur(s)

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch
