04 Nov 2024
blog

Updates over de invordering van belastingen

Blog

Voordat staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) op vrijdag 1 november 2024 onverwacht aankondigde af te treden, stuurde hij twee brieven naar de Tweede Kamer met interessante updates over de invordering van belastingen. Idsinga kondigde onder meer aan dat het kwijtscheldingsbeleid op onderdelen wordt versoepeld en dat er 11.500 bezwaarschriften ongezien gehonoreerd gaan worden.

Op 24 oktober 2024 stuurde Idsinga de ‘Voortgangsbrief moties en toezeggingen Belastingdienst oktober 2024’ naar de Tweede Kamer. In deze voortgangsbrief ging Idsinga met name in op maatregelen die het capaciteitstekort in de invordering moeten aanpakken.

 

Continue werving nieuwe medewerkers

Het is bekend dat het personeelsbestand van de Belastingdienst behoorlijk vergrijsd is. Een groot aantal ambtenaren stroomt de komende jaren uit vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast kunnen broodnodige ervaren medewerkers onder voorwaarden ook nog gebruikmaken van de Regeling voor Vervroegde Uittreding. In de huidige arbeidsmarkt is het een hels karwei alle uitstroom op te vangen, maar toch schrijft Idsinga dat het de Belastingdienst is gelukt 300 extra fte te werven voor de invordering. De werving moet continu op gang blijven om de uitstroom op te vangen. Daarnaast worden er externe krachten ingezet, die afgebakende werkstromen gaan behandelen voor de Belastingdienst. Als dat bevalt dan wordt deze inzet verder uitgebreid. Ook de Rekenkamer wees in een rapport van februari 2024 (‘Focus op coronabelastingschulden’) al op de ondercapaciteit bij de invorderingsafdelingen van de Belastingdienst en gaf aan dat dit mogelijk tot gevolg kan hebben dat daardoor (fors) minder nog openstaande coronabelastingschulden kunnen worden geïncasseerd.

 

11.500 achterstallige bezwaarschriften

Idsinga kondigt verder aan dat de Belastingdienst 11.500 achterstallige bezwaarschriften ongezien gaat honoreren. Het gaat om bezwaren tegen kosten van aanmaningen en dwangbevelen. De achterstand is zo groot dat er niet tegenop te werken valt. Idsinga schrijft over deze maatregel dat burgers hierdoor ongelijk behandeld worden, maar dat dit onvermijdelijk is:

 

"Het generiek honoreren van bezwaarschriften houdt een ongelijke behandeling in van deze burgers met een belasting- en of toeslagschuld ten opzichte van hen die geen bezwaarschrift hebben ingediend tegen invorderingskosten of wier bezwaarschrift wel binnen twaalf weken is afgedaan. Desondanks acht ik deze maatregel onvermijdelijk om meer capaciteit beschikbaar te maken voor de inning van schulden. Deze capaciteit kan vervolgens daadwerkelijk besteed worden aan actuele werkzaamheden, in plaats van aan het wegwerken van oude voorraden.”

 

Update invorderingsstrategie

Op dezelfde dag stuurde Idsinga, samen met staatssecretaris Achahbar m.b.t. Dienst Toeslagen, ook een Kamerbrief over de stand van zaken invorderingsstrategie. De staatssecretaris kondigde daarin onder meer een aantal interessante beleidswijzigingen aan, die nu de implementatiefase ingaan.

 

Versoepeling kwijtscheldingsbeleid

Als één van de aankondigde verbetermaatregelen schrijft Idsinga dat het kwijtscheldingsbeleid wordt versoepeld. In de beslisnota aan de staatssecretaris schrijven zijn ambtenaren (p. 9) dat het kwijtscheldingsbeleid soms te rigide is. In een aantal situaties kan de belastingschuldige nu geen kwijtschelding krijgen. Zie hiervoor artikel 26.1.9 Leidraad Invordering 2008, waarin onder andere is bepaald dat geen kwijtschelding wordt verleend als de belastingschuldige op enig moment voldoende middelen had om de belastingaanslag te betalen. Dit beleid wordt iets versoepeld. In plaats van een afwijzing krijgt de belastingschuldige in de bedoelde situaties de kans – door middel van een verplicht contactmoment – bewijs te leveren dat hem niets te verwijten valt.

 

In het verlengde van het kwijtscheldingsbeleid wordt ook het ‘geen verdere invorderingsmaatregelen nemen’ van artikel 26.6 LI 2008 aangepakt. Volgens die bepaling kan de ontvanger nu verklaren dat belastingschulden niet worden ingevorderd als de belastingschuldige niet voor kwijtschelding in aanmerking komt, maar verdere invordering ook niet gewenst is. Deze bepaling is nu een open afweging voor de ontvanger, maar gaat ingekaderd worden om te benadrukken dat het alleen als vangnet heeft te gelden. De staatssecretaris schrijft dat de verwachting is dat er ook minder gebruik hoeft te worden gemaakt van het geen verdere invorderingsmaatregelen nemen, vanwege de versoepelingen van het kwijtscheldingsbeleid. Het geen verdere invorderingsmaatregelen nemen mag dan alleen nog worden toegepast als de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarbij merk ik op dat de vraag gesteld kan worden of de ontvanger, als hij zelf oordeelt dat invordering vanwege de individuele omstandigheden niet gewenst is, niet gewoon kwijtschelding moet verlenen. De kwijtscheldingsbevoegdheid van artikel 26 Invorderingswet 1990 is in de kern immers een belangenafweging. Zie daarover uitgebreid mijn artikel ‘Een dwingendrechtelijke kwijtscheldingsbevoegdheid in artikel 4:94a Awb voor belasting- en toeslagschulden’, NLF-W 2024/30.

 

Het zou mijns inziens wenselijk zijn dat in de toelichting op de uiteindelijke wijzigingen van de LI 2008 en Uitvoeringsregeling Invorderingswet 2008 in wordt gegaan op de verhouding tussen geen verdere invorderingsmaatregelen nemen en de belangenafweging die gemaakt moet worden bij het beoordelen van een kwijtscheldingsverzoek.

 

Geen schorsende werking beroep

Idsinga schrijft tot slot aan de Tweede Kamer dat per 1 januari 2027, het moment waarop de fiscale bezwaar- en beroepsgang wordt opengesteld tegen afgewezen verzoeken om uitstel en kwijtschelding, beroep bij de fiscale (bestuurs)rechter tegen een afwijzende beschikking uitstel of kwijtschelding niet automatisch schorsende werking oplevert. Nu is wel sprake van schorsende werking van een beroep bij de Directeur, maar is geen sprake van rechtsbescherming in eigenlijke zin omdat het over een intern beroep gaat.

 

De ratio van deze maatregel is tweeledig. Op dit moment duurt de interne administratief beroepsprocedure een paar maanden. Een rechterlijke procedure kan echter jaren duren. Het is niet wenselijk dat de ontvanger al die tijd niet zou kunnen invorderen. Daarnaast vreest de Raad voor de Rechtspraak “blijvend hoge uitvoeringslasten” als er geen maatregelen worden genomen om de instroom van beroepsprocedures te voorkomen. Het ministerie van Financiën heeft daarom toegezegd zich in te spannen om beroepsprocedures zoveel mogelijk te voorkomen in geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding. Hier is het niet automatisch verlenen van schorsende werking een uitwerking van (zie p. 8 van de beslisnota). De vraag doet zich dan wel voor wat de belastingschuldige zal opschieten met die nieuwe vorm van rechtsbescherming als die er feitelijk toe leidt dat de Ontvanger, ondanks een ingediend beroep, gewoon kan gaan invorderen. In de beslisnota valt op pagina 32 echter te lezen dat de invordering wel opgeschort wordt als de Belastingdienst vindt dat daar goede redenen voor zijn. Dit zal maatwerk worden. Daarbij kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, zoals het stellen van zekerheid en/of het betalen van nieuw opkomende verplichtingen zodat de belastingschuld niet verder oploopt. Daarnaast kan de belastingschuldige de rechter om schorsende werking vragen als voorlopige voorziening.

 

Naar ondertussen bekend waren dit meteen ook de laatste Kamerbrieven over de invordering van staatssecretaris Idsinga. Het is afwachten wie zijn opvolger wordt – de zesde staatssecretaris waar de Belastingdienst in zeven jaar tijd mee te maken krijgt – en hoe deze gaat oordelen over de implementatievoorstellen van bovengenoemde maatregelen.

Keywords

Belastingschulden
Invordering
Invorderingsstrategie
Kwijtschelding
Uitstel van betaling

Auteur(s)

Jasper Graaff

voorzitter Kennisgroep invordering & civiel recht bij de Belastingdienst

LinkedIn