20 Jan 2025
blog

Verzet tegen invordering (corona)belastingschuld niet succesvol

Blog

Twee kennelijk gelieerde bedrijven hebben op grond van artikel 17 van de Invorderingswet 1990 verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen die de ontvanger van de Belastingdienst heeft uitgevaardigd. De belastingdeurwaarder heeft beslag gelegd op roerende zaken en de executoriale verkoop van deze zaken aangezegd. Met de verzetsprocedure proberen de bedrijven de geplande verkoop te voorkomen en alsnog tot een betalingsregeling te komen.

Dit is de eerste verzetsprocedure die ik in lange tijd voorbij heb zien komen. Dat er weinig verzetsprocedures worden ingesteld kan niet los worden gezien van het feit dat de Belastingdienst sinds de coronacrisis slechts mondjesmaat invordert. Daarnaast heeft de introductie van de Wet homologatie onderhands akkoord met mogelijke afkoelingsperiode (een periode waarin de schuldenaar tijdelijk wordt beschermd tegen incassomaatregelen om tot een akkoord te komen met schuldeisers) schuldenaren een ander doeltreffend middel gegeven. Tot slot worden er nog weinig verzetsprocedures gevoerd, omdat deze niet automatisch meer de invordering schorsen.

 

Geen schorsende werking meer

 

Op grond van artikel 17 Iw 1990 kan een belastingschuldige in verzet komen tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Tot 1 januari 2018 bepaalde de wet dat een verzetsprocedure schorsende werking had. Een geplande executoriale verkoop kon na het instellen van verzet in beginsel geen doorgang vinden. De wetgever besloot de automatische schorsende werking op te heffen vanwege de lage slagingskans van verzetsprocedures (slechts 2%). De meeste verzetsprocedure werden slechts gevoerd om de invordering te vertragen (Overige fiscale maatregelen 2018, Kamerstukken II 2017-2018, 34 786, 3). Uit een latere evaluatie van het opheffen van de automatische schorsende werking blijkt dat het aantal ingediende verzetsprocedures aanzienlijk is gedaald (Brief Staatssecretaris van Financiën van 29 september 2021, nr. 2021-0000185037).

 

Beleidsmatig bepaalt artikel 17.1 van de Leidraad Invordering 2008 dat de ontvanger de invordering in beginsel toch aanhoudt, behalve als de gronden van het verzet naar het oordeel van de ontvanger kansloos zijn én de belangen van de Staat zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging.

 

In dit geval heeft de ontvanger besloten de invordering aan te houden. De ontvanger vond de gronden van het verzet dus niet kansloos, of oordeelde dat de belangen van de Staat zich niet verzetten tegen het aanhouden van de invordering. Dat kan het geval zijn als de belastingschuldige nieuw opkomende verplichtingen betaalt, zodat de belastingschuld niet verder oploopt. Desalniettemin levert deze verzetsprocedure in de praktijk een aanzienlijke vertraging op. Uit de uitspraak blijkt namelijk dat er op 27 mei 2024 beslag is gelegd en dat de verkoopdata van de inbeslaggenomen zaken was vastgesteld op respectievelijk 7 en 11 juli. De belastingschuldigen hebben op 4 juli verzet aangetekend. De rechtbank deed uitspraak op 15 januari 2025, waardoor de belastingschuldigen een half jaar uitstel van executie hebben gerealiseerd.

 

Verzet ongegrond

 

De verzetsprocedure heeft echter niet mogen baten. De belastingschuld van de bedrijven bedraagt respectievelijk € 606.000 en € 252.000. De schuld zou onder andere zijn ontstaan door de coronacrisis, maar de bedrijven stellen dat hun situatie nu stabiel is. In de dagvaarding van 4 juli 2024 stelden de belastingschuldigen dat er in 2024 een aanzienlijke winst zou worden gerealiseerd. Ook zou er in juli 2024 een financiering verkregen worden, waarmee de helft van de belastingschuld ineens zou kunnen worden voldaan. De Rechtbank Overijssel concludeert dat noch de aanzienlijke winst, noch de herfinanciering is gerealiseerd. De bedrijven hebben al moeite om de lonen te betalen en er is geen perspectief dat de belastingschulden op korte termijn voldaan worden. De rechtbank legt de nadruk op het publieke belang van belastinginning en de noodzaak om de invordering voort te zetten. De ontvanger heeft naar oordeel van de rechtbank al meer dan voldoende geduld getoond en is gerechtigd om zijn bevoegdheden tot inning te gebruiken. De executieverkoop mag worden voortgezet.

 

Deze uitspraak onderstreept dat verzetsprocedures zelden succesvol zijn. Ook sanering van de belastingschuld lijkt voor deze bedrijven een lastige opgave, omdat er geen sprake lijkt te zijn van 'in de kern gezonde bedrijven'. Een faillissement is dan soms de enige optie.

Keywords

Belastingschuld
Dwangbevel
Executie
Invordering
Verzet

Auteur(s)

Jasper Graaff

voorzitter Kennisgroep invordering & civiel recht bij de Belastingdienst

LinkedIn