22 Jan 2021
blog

Insolventierechtelijke coronaregelingen helpen (niet)!

Blog

In hoeverre hebben verschillende door de coronacrisis in het leven geroepen regelingen bijgedragen aan het laagterecord qua uitgesproken faillissementen in 2020?

Op 17 december 2020 trad in werking hoofdstuk 2 van de Tijdelijke Wet COVID-19 SZW en JenV. Dit tweede hoofdstuk betreft de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19 en heeft als doel het voorkomen van vermijdbare faillissementen en vermijdbaar verhaal op het vermogen van ondernemingen die te kampen hebben met liquiditeitsproblemen die zijn veroorzaakt door de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus. Kort gezegd voorziet de regeling erin dat op verzoek van een schuldenaar een faillissementsverzoek met twee maanden kan worden aangehouden en verhaalsacties ten aanzien van het vermogen van een schuldenaar kunnen worden geschorst. De regeling vervalt in beginsel per 1 februari 2021, maar kan steeds voor de duur van twee maanden bij koninklijk besluit worden verlengd (zie o.a. HERO 2020 / B-004).

 

Met de regeling wordt in feite voortgeborduurd op het door de rechtbanken gehanteerde beleid om coronagerelateerde faillissementen waar mogelijk te voorkomen. Dit beleid volgt uit de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC); een regeling als bedoeld in artikel 4.3 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken. In de TARIC is opgenomen: ‘Bij behandeling van de verzoeken tot faillietverklaring weegt de rechtbank mee dat rechtsbescherming en bescherming tegen misbruik van de situatie van groot belang is. Rechterlijke toetsing is daarbij essentieel, omdat iedere situatie apart moet worden beoordeeld. Daarbij zal de rechter naar alle relevante omstandigheden kijken, waaronder ook de huidige pandemie en de daarmee samenhangende (economische) situatie.

 

De vraag die zich bij mij opdringt rondom de berichtgeving over het lage aantal faillissementen die in 2020 werden uitgesproken, is of en zo ja in hoeverre de genoemde regelingen een bijdrage hebben geleverd aan dat lage aantal. Zeker nu – ook door mij – in reactie op de faillissementscijfers deze regelingen worden opgevoerd als mogelijke reden voor het uitblijven van de nog altijd verwachte faillissementsgolf. Om een antwoord op deze vraag te geven, heb ik gezocht naar uitspraken waarin de genoemde regelingen een rol (lijken te) spelen.

 

TARIC

De zoekopdracht ‘TARIC’ in het online-uitsprakenregister van de Rechtspraak geeft in eerste instantie een beeld waaruit je zou kunnen opmaken dat veelvuldig gebruik is gemaakt van de TARIC; op de dag van het inleveren van dit blog komen 92 uitspraken naar boven. Voor het overgrote deel betreffen dit echter uitspraken waarin wordt verwezen naar de TARIC bij de omschrijving van het verloop van het geding. Op grond van de TARIC heeft de behandeling van faillissementsverzoeken niet fysiek plaats, maar worden partijen telefonisch gehoord en wordt gebruikgemaakt van formulieren voor bijvoorbeeld het vooraf toelichten van een verweer tegen een faillissementsaanvraag. In geen enkele uitspraak wordt inhoudelijk rechtstreeks verwezen naar de TARIC.

 

In een handvol uitspraken lijkt de TARIC wel een rol gespeeld te hebben. In een aantal uitspraken overweegt de rechtbank dat er geen reden bestaat voor nader uitstel van de behandeling van het faillissementsverzoek en valt het doek (dus) voor de schuldenaar. In die gevallen overweegt de rechtbank dat de schuldenaar voldoende mogelijkheden heeft gehad om een aanvaarbare betalingsregeling voor te stellen en dat niet blijkt dat er op korte termijn alsnog een betaling van de vordering van de aanvrager zal geschieden. Deze uitspraken zijn steeds gedaan op het moment dat de maximale termijn van acht weken die staat voor de behandeling van een faillissementsverzoek (nagenoeg) is verstreken en meerdere ‘zittingen’ hebben plaatsgehad (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBROT:2020:7253). Daaruit maak ik op dat de rechtbank in deze uitspraken mogelijk met de TARIC in het achterhoofd heeft getracht een faillissement te voorkomen, maar uiteindelijk te weinig argumenten had om daadwerkelijk van een faillissementsverklaring af te zien.

 

Een andere uitspraak die ik wens aan te halen en waarin de TARIC een rol gespeeld lijkt te hebben, is een zaak waarin de schuldenaar niet is verschenen. In die uitspraak overweegt de rechtbank dat de faillissementssituatie niet is veroorzaakt door de coronamaatregelen en spreekt vervolgens het faillissement uit (zie ECLI:NL:RBMNE:2020:1425).

 

In aantal andere zaken – ik tel er twee op het moment van inleveren van dit blog – is onder verwijzing naar de gevolgen van de coronacrisis voor de schuldenaar wél het faillissementsverzoek afgewezen. In die zaken heeft de schuldenaar in de ogen van de rechtbank in overeenstemming met de huidige economische situatie een betalingsvoorstel gedaan waarvan mag worden verwacht dat de schuldeiser deze – gezien de coronaproblematiek – aanvaardt. Daarbij speelt wel dat er daadwerkelijk perspectief was dat de vordering van de schuldeiser uiteindelijk zou worden voldaan. In het ene geval (zie ECLI:NL:RBROT:2020:12284) was er daadwerkelijk zicht op omzet begin 2021 en in het andere geval (zie ECLI:NL:RBAMS:20204572) was de schuldenaar al begonnen met het gevolg geven aan de door hem voorgestelde regeling. In beide gevallen komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de schuldenaar niet heeft opgehouden te betalen en dat dus niet is voldaan aan de voorwaarden om tot een faillietverklaring te komen.

 

Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19

Bij het inleveren van dit blog is de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel ruim een maand van kracht. In het onlineregister heb ik drie uitspraken gevonden waarin door een van de partijen een beroep op de voorziening is gedaan. In alle drie de gevallen ging het om een verzoek om een faillissementsverzoek aan te houden. Geen van de beroepen is succesvol gebleken.

 

In de eerste gevonden uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (zie ECLI:NL:RBROT:2021:69) wordt het faillissementsverzoek niet aangehouden en het faillissement van de schuldenaar wél uitgesproken. De rechtbank concludeert dat niet sprake is van een situatie waarvoor de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel in het leven is geroepen.

 

In een zaak waarin de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak deed (zie ECLI:NL:RBOBR:2020:6455), was geen sprake van liquiditeitsproblemen als gevolg van de coronacrisis en was de onderneming van de schuldenaar waarop de schulden zagen waarvoor het faillissement werd aangevraagd, al voor de uitbraak van het coronavirus gestaakt. De oplossing van de liquiditeitsproblemen van de schuldenaar werd echter wel vertraagd door de coronavirusuitbraak. Door de uitbraak was de schuldenaar er nog niet in geslaagd een bedrijfspand waarvan hij eigenaar is opnieuw te verhuren; een voorwaarde voor herfinanciering van het pand. Hoewel er voor een uitbreiding van de Tijdelijk voorziening betalingsuitstel voor dergelijke gevallen in mijn optiek iets te zeggen valt, overweegt de rechtbank dat de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel alleen geldt in het geval dat een schuldenaar in betalingsproblemen is gekomen door de uitbraak van het coronavirus. Ook deze schuldenaar ving dan ook bot. Wel is de procedure overigens op andere gronden aangehouden; namelijk voor een periode van twee weken om alsnog tot een regeling te kunnen komen.

 

Tot slot een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (zie ECLI:NL:RBGEL:2021:213) waarin zij ingaat op de belangenafweging die moet worden gemaakt bij een oordeel over een aanhouding van een faillissementsverzoek op grond van de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel. De belangen van de verzoeker van een faillissement mogen immers niet wezenlijk en onredelijk worden geschaad door een aanhouding van het faillissementsverzoek. In deze zaak is een faillissement aangevraagd door een werkneemster van haar werkgever. De rechtbank wijst op de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV waarin (p. 14) expliciet deze situatie is opgenomen als omstandigheid die door de rechtbank moet worden meegewogen wanneer een beroep wordt gedaan op de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel. Onder andere op basis van deze situatie, waarin de schuldeiser belang heeft bij het faillissement – omdat zij dan aanspraak kan maken op de loongarantieregeling en financiële problemen kent – wijst de rechtbank het verzoek om aanhouding van de behandeling van het faillissementsverzoek af.

 

Conclusie

Uit ‘de cijfers’ blijkt dat de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel en de TARIC weinig hebben bijgedragen aan het laagterecord qua aantallen faillissementen. Op deze conclusie valt uiteraard af te dingen dat niet elke uitspraak wordt gepubliceerd en dat de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel amper een maand van kracht is. Wat pleit voor de genoemde regelingen en wat ik wil opmerken, is dat het mij aannemelijk lijkt dat niet alleen de onderlinge solidariteit van ondernemers, maar ook het bestaan van de regelingen zal hebben geleid tot een verlaagde instroom aan faillissementsverzoeken waarover de Rechtspraak zelf rept. Bij overduidelijke coronaproblemen zal wellicht ook vanwege de regelingen afgezien zijn van het aanvragen van faillissement.

 

Al met al zullen de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel en de TARIC niet in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het laagterecord in het aantal faillissementen in 2020. Alle beetjes om onnodige faillissementen te voorkomen helpen echter en het voortzetten van de regelingen is in mijn optiek wenselijk om onnodige economische schade en werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen.

Keywords

Corona
Faillissementsrecht
TARIC
Tijdelijke voorziening betalingsuitstel

Auteur(s)

Wouter Vlasveld

Advocaat bij La Gro Geelkerken Advocaten

LinkedIn