
Post-coronamaatregel: fiscus mag tijdelijk zijn preferente positie opzij zetten voor minnelijk saneringsakkoord
Blog
Per 1 oktober 2021 zijn diverse coronasteunmaatregelen beëindigd, waaronder ook de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzonder uitstel van betaling voor diverse belastingen (BUVB). Vanaf 1 oktober 2021 moeten bedrijven hun actuele belastingschulden in beginsel weer gewoon op tijd betalen. Vanaf 1 oktober 2022 moeten bedrijven die op basis van het BUVB betalingsuitstel hebben gekregen, de uitgestelde betalingsverplichtingen gaan inlopen. Om te voorkomen dat in de kern levensvatbare bedrijven alsnog zouden kunnen sneuvelen door deze inloopverplichting, heeft het kabinet besloten om de fiscus meer ruimte te geven om mee te werken aan minnelijke saneringsakkoorden.
Inleiding
Bedrijven in moeilijkheden konden altijd al een beroep doen op beleidsregels voor betalingsuitstel van belastingen zoals neergelegd in artikel 25.4 van de Leidraad Invordering 2008.
Ook zijn er reguliere beleidsregels die aangeven binnen welke randvoorwaarden de fiscus kan instemmen met een schuldeisersakkoord. Zie daarvoor artikel 22 (voor zover nodig in samenhang met artikel 26.3) van de Leidraad Invordering 2008.
In de coronacrisis is het tijdelijk eenvoudiger gemaakt om betalingsuitstel te krijgen, door middel van het BUVB.
Het BUVB is op 1 oktober 2021 geëindigd. Bedrijven moeten de belastingen die vanaf 1 oktober 2021 verschuldigd worden, dus weer gewoon op tijd voldoen, tenzij ze op basis van de reguliere uitstelregels voor uitstel in aanmerking komen. De coronapandemie is niet langer een automatische reden voor uitstel en een verleend uitstel kan ook niet meer zo lang duren als onder het BUVB.
Vanaf 1 oktober 2022 zullen bedrijven bovendien de met toepassing van het BUVB uitgestelde belastingen moeten gaan inlopen. Daar hebben ze in principe 5 jaar de tijd voor.
Bedrijven krijgen dus gedurende 1 jaar – van 1 oktober 2021 tot 1 oktober 2022 – de tijd om ‘lockdownvrij’ te ondernemen, voordat zij geconfronteerd worden met extra uitgaven voor het inlopen van de uitgestelde belastingen.
Verlaging instemmingsdrempel fiscus bij akkoord
Volgens het kabinet zou dit jaar aan ‘adempauze’ voldoende moeten zijn, omdat de verwachting is dat economie in december 2021 weer op het niveau is van voor de coronacrisis (zie: macro-economische verkenning CPB 2022 p. 17).
Niettemin bestaan er zorgen dat een enkel jaar adempauze voor sommige ondernemingen misschien niet genoeg zal zijn. Het kabinet wil een vangnet bieden aan bedrijven die in de kern een levensvatbaar bedrijfsmodel hebben, maar toch op 1 oktober 2022 nog niet genoeg op krachten zijn gekomen om de inloopverplichtingen jegens de fiscus – bovenop alle andere terug op gang gekomen (private) betalingsverplichtingen – te kunnen dragen.
In een brief van 11 oktober 2021 heeft de Staatssecretaris van financiën daarom laten weten dat het de belastingdienst tijdelijk wordt toegestaan om ruimhartiger in te stemmen met saneringsakkoorden.
Normaal gesproken mag Belastingdienst alleen met een schuldeisersakkoord instemmen als de Belastingdienst tenminste een twee keer zo groot percentage op haar vordering betaald krijgt als reguliere schuldeisers zonder preferentie.
In de brief van 11 oktober 2021 geeft de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer te kennen dat hij de Belastingdienst in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 september 2023 wil toestaan om ook met een schuldeisersakkoord in te stemmen indien de Belastingdienst hetzelfde percentage krijgt als concurrente schuldeisers.
In de hoofdtekst van de brief schrijft de Staatssecretaris dat de voorgestane soepelere opstelling is bestemd voor de situatie van een minnelijk saneringsakkoord, maar in een voetnoot bij diezelfde opmerking geeft de minister aan dat daar ook een akkoord in het kader van de WHOA onder moet worden verstaan.
De vraag die ik al voorzichtig stelde in mijn blog van 1-12-2020, namelijk of de belastingdienst in het kader van haar destijds aan aangekondigde voornemen om WHOA-akkoorden zo veel mogelijk te steunen dan ook af zou zien van de ‘dubbele percentage’-regel, lijkt met deze brief dus positief beantwoord te zijn.
Opmerking verdient wel dat in de brief van de Staatssecretaris op diverse punten benadrukt wordt dat de aangekondigde maatregel bedoeld is om levensvatbare bedrijven te helpen overleven. Uit de Memorie van Toelichting bij de WHOA (p. 2) en de uitspraak van Rechtbank Amsterdam 15 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:84) weten we dat de WHOA ook kan worden benut voor een liquidatieakkoord. Het wordt in de brief van de Staatssecretaris niet met zo veel woorden benoemd, maar ik houd er voorzichtigheidshalve rekening mee dat het door de Staatssecretaris geschetste soepelere beleid niet (automatisch) ook op de liquidatievariant van de WHOA ziet.
Richting het slot van zijn brief, onder de kop ‘bredere maatregelen op schuldengebied’ zegt de Staatssecretaris wel iets over eventuele maatregelen ter ondersteuning van ondernemers bij bedrijfsbeëindiging. De Staatssecretaris volstaat daar echter met een verwijzing naar een eerdere kamerbrief van 30 augustus 2021, welke brief op zijn beurt weer terugverwijst naar een kamerbrief van 27 mei 2021. In die laatstgenoemde brief wordt slechts gesproken over voornemens om te komen tot ‘een brede aanpak’ om ‘te zorgen dat bij een bedrijfsbeëindiging door de ondernemer altijd de meest efficiënte weg gekozen kan worden’. De enige concrete aandachtspunten die daarbij worden genoemd, zijn evenwel het verlichten van procedurekosten (zoals griffiekosten) en de eventuele inzet van extra mankracht bij uitvoeringsinstanties en rechtbanken.
Conclusie
De fiscus zal zich bij schuldeisersakkoorden van ondernemers die voorzien dat zij vanaf 1 oktober 2022 niet in staat zullen zijn hun uitgestelde verplichtingen in te lopen, soepeler opstellen dan artikel 22 Leidraad Invordering normaliter vereist. Deze versoepeling lijkt echter gericht te zijn op het helpen voortzetten van levensvatbare ondernemingen, al dan niet met toepassing van de WHOA. Het is echter nog zeer de vraag of deze versoepeling ook zal worden toegepast bij liquidatieakkoorden.
Keywords
Auteur(s)
